Hoge schulden zijn het dorre hout van de economie
Toeristen die op weg zijn naar de majestueuze Yosemite Valley in Californië, komen dit jaar door een enorme vlakte bezaaid met zwarte, uitgebrande boomstronken. Vorig jaar woedden in de Amerikaanse staat hevige bosbranden met enorme schade voor de natuur als gevolg.
Nu zijn bosbranden een verschijnsel van alle tijden. Maar ze zijn steeds vaker wereldnieuws omdat ze tegenwoordig zo hevig zijn. Zeven van de ergste bosbranden in de afgelopen halve eeuw vonden plaats na 2000. Een belangrijke reden voor die hevigheid is juist menselijk ingrijpen om bosbranden te voorkomen. De begroting van het agentschap van de Amerikaanse overheid dat bosbranden moet voorkomen, is gestegen van circa 900 miljoen dollar (866 miljoen euro) per jaar in de jaren 90 naar ruim 3 miljard dollar tegenwoordig.
Het succesvol voorkomen of snel blussen van bosbranden is op een wat langere termijn echter funest voor de bossen die men daarmee poogt te beschermen. Bosbranden zijn namelijk broodnodig om het bos jong en vitaal te houden. De branden verlossen het bos van droge bladeren op de grond en van dor hout. Ook verdwijnen vaak hoge, oude bomen. Daardoor krijgen de zaadjes van nieuwe bomen en planten de beschikking over vruchtbare grond om in te ontkiemen en zonlicht om te groeien. Het uitblijven van regelmatige, kleine brandjes betekent dat zich in de loop van de tijd dor hout ophoopt op de bodem, al dan niet bedolven onder een dik laag droge bladeren. Daardoor krijgen nieuwe planten en bomen geen kans om te groeien. Te veel bomen die dicht bij elkaar staan, zorgen er ook voor dat ze allemaal onvoldoende voedselstoffen krijgen waardoor ze zwakker worden.
Wat regelmatige kleine bosbranden voor een bos zijn, zijn recessies voor een economie: een broodnodig zelfreinigingsmechanisme dat de economie jong, vitaal en sterk houdt.
Net als bij bosbranden, is bij de beleidsmakers zo’n beetje sinds begin jaren zeventig de overtuiging ontstaan dat ze de economie moeten behoeden voor recessies. Wetenschappelijke economen, gewapend met ronkende modellen, fluisterden de beleidsmakers ook in dat ze dat kónden doen, dat de economie te sturen is, dat die maakbaar is. Het gevolg is dat de wereld sinds 1970 veel vaker een financiële crisis meemaakte dan voorheen. Recessies zijn wat minder frequent geworden wellicht en ook minder hevig, maar de prijs is wel dat van tijd tot tijd er eentje tussen zit die er diep in hakt.
De prijs is ook dat het groeitempo van de economie vertraagd is. En dat zeer schadelijke zaken, zoals de zeer hoge inflatie van tegenwoordig, nauwelijks aangepakt kunnen worden. Daarvoor zijn immers stevige renteverhogingen nodig, maar de centrale banken durven dat niet.
De reden voor die vrees? Hoge schulden, waardoor kleine renteverhogingen al voor grote problemen kunnen zorgen. De ophoping van schulden –niet toevallig ook vanaf 1971– is de economische evenknie van opgehoopte droge bladeren en dor hout in het bos. Willen we onze economieën weer vitaal en dynamisch maken, dan moeten schulden omlaag gaan en niet omhoog.
De auteur is hoofdeconoom bij OHV Vermogensbeheer