Descartes zocht rust in Nederland maar geen kluizenaarsbestaan
De Franse filosoof René Descartes woonde het grootste deel van zijn werkzame leven in Nederland, ruim twintig jaar. Hij hield van het Hollandse kustlandschap, de duinen, de plassen en meertjes, en hoopte er rustig te kunnen schrijven. Maar dat lukte lang niet altijd. Descartes kreeg het stevig aan de stok met de gereformeerde theoloog Gijsbert Voet.
Hans Dijkhuis was helemaal niet van plan een biografie over Descartes (1596-1650) te schrijven. De filosoof uit Bergen, bij Alkmaar, maakt wat ruimte op de eettafel vol papieren en nog een verdwaald exemplaar van zijn boek ”Kaïns kinderen”, over de geschiedenis van het kwaad. Dan zegt hij: „Het intrigeerde me dat Descartes in Alkmaar heeft gewoond, in 1637. Blijkbaar is dat een keerpunt voor hem geweest; hij is in deze streek blijven wonen: in Egmond-Binnen, in Egmond aan den Hoef en in Santpoort. Misschien, het blijft een gissing, deden de duinen hem wel wat aan de heuvels in Frankrijk denken.”
Dat Descartes, geboren in de Franse streek Touraine, elke keer weer koos voor een woonplaats in de Nederlandse kuststreek, moet wel betekenen dat hij daar behalve de rust ook het landschap zelf waardeerde, zegt Dijkhuis.
Toen Descartes, inmiddels wereldberoemd, in 1649 de koningin van Zweden zou bezoeken, schreef hij in een brief hoe weinig zin hij had om Egmond-Binnen te verruilen voor het Noorden. Hij vergeleek de streek waar hij woonde met het Beloofde Land, een land van melk en honing: „Ik moet bekennen dat een man die is geboren in de tuinen van Touraine en die tegenwoordig in een landstreek woont waar, al is er niet zoveel honing als in het land dat God aan de Israëlieten had beloofd, vermoedelijk wel meer melk is dan daar, niet makkelijk tot het besluit kan komen om het te verlaten teneinde in het land van de beren te gaan wonen, tussen de rotsen en het ijs.”
Voelde Descartes zich een Nederlander?
„Hij zou, net als veel Franse hugenoten deden, zich ergens als burger hebben kunnen laten registreren, maar Descartes heeft altijd de mogelijkheid van een terugkeer naar zijn vaderland opengehouden. Hij bleef onderdaan van de Franse koning en correspondeerde druk met vrienden en geleerden in zijn vaderland.
Toch werd Descartes in veel opzichten een Nederlander: hij beheerste de taal, hij paste zijn kledij aan en ging in het zwart, hij had vele vrienden en discussieerde uitgebreid met Nederlandse geleerden. Bij een dienstmeisje, Helena, kreeg Descartes in 1635 een buitenechtelijk kind: Fransintge, een speelse verwijzing naar het geboorteland van de vader.”
Vond Descartes de rust die hij zocht?
„Descartes stond in Frankrijk bekend als een groot wiskundige, later als filosoof. Veel mensen wilden zo’n genie weleens zien. Er werd veel van Descartes verwacht; hij moest steeds verhuizen. Dat werd hem te druk. Descartes kwam in 1629 naar de Republiek. Voor de rust, schreef hij zelf, maar ook voor de staat van de wetenschap in Nederland. Die was behoorlijk hoog. Hier schreef hij alle boeken die hij tijdens zijn leven publiceerde. Hij werd geen kluizenaar.”
Descartes schreef over muziektheorie en wiskunde, over mechanica, meteorologie en natuurlijke filosofie. Hij zag de wereld als één reusachtig mechanisme, waarin alle bewegingen verlopen volgens strikte natuurwetten, zonder dat er een ziel of geest aan te pas komt. Dat was in de zeventiende eeuw een revolutionaire gedachte.
Daarnaast verzette Descartes zich tegen de opvatting dat de goddelijke openbaring in de Bijbel de doorslag moet geven bij de bepaling van wat waar en onwaar is. Hij werd vooral bekend door de methodische twijfel, een manier om te zoeken naar kennis en waarheid door met de rede systematisch aan alles te twijfelen.
Dat bracht Descartes in conflict met Nederlandse theologen. Hoe bestreden ze elkaar?
„Toen Voetius, die zijn geduchtste tegenstander zou worden, in 1639 een aantal disputaties over het atheïsme organiseerde, vatte Descartes dat op als een aanval op zijn filosofie, hoewel ze gericht waren tegen een remonstrantse predikant.
Later zou Descartes in een terugblik verzuchten dat Voetius zijn best had gedaan om te bewijzen dat hij een „godloos mensche oft atheist” was.”
Op aanwijzen van Voetius schreef de Groningse hoogleraar Martin Schoock het Latijnse pamflet ”De verbazingwekkende methode van de nieuwe filosofie van René Descartes”. Daarin wordt de Fransman onder meer uitgemaakt voor een „zwervende Kaïn”, die een spoor van bastaardkinderen in de Republiek had achtergelaten.
Het antwoord van Descartes, de ”Brief aan Voetius” uit 1643, lag al bijna klaar. Descartes zag zichzelf als een vernieuwer van de filosofie, gedreven door de hartstocht om waarheden te leren kennen die mensen door hun natuurlijke rede kunnen verwerven. Hij riep op tot tolerantie en godsdienstvrijheid.
Descartes kon behoorlijk scherp uit de hoek komen, vindt Dijkhuis. In 1640 verbrak Anna Maria van Schurman, die bekendstond als „het sieraad van de erudiete jongedames”, abrupt het contact met Descartes. Die had haar bij een van zijn bezoeken ernstig geschoffeerd. Toen Descartes haar kamer binnenkwam, was zij verdiept in haar studie van de Bijbel, die ze in het Hebreeuws las. Descartes zei dat hij zich erover verbaasde dat zij daar zo veel tijd aan besteedde. Van Schurman noteerde later in haar dagboek dat God deze goddeloze man uit haar hart had verwijderd; Descartes schreef in een brief dat „mejuffrouw Van Schurman volledig was verpest door Gijsbert Voetius.”
Descartes was rooms-katholiek. Welke rol speelde dat?
„In Holland gold een verbod voor alle niet-gereformeerden om publiekelijk samen te komen. In de praktijk gold een gedoogbeleid, en zeker in Noord-Kennemerland, waar veel rooms-katholieken woonden, bestond een betrekkelijke vrijheid.
Bij Descartes is het moeilijk om uit te maken hoe religieus hij werkelijk was. In ieder geval lijkt hij zorgvuldig te zijn omgegaan met alle godsdienstoefeningen.
Daarnaast had Descartes verschillende goede rooms-katholieke vrienden, onder wie twee pastoors in Haarlem. Tegen het einde van het jaar 1638 was Descartes het contact zo gaan waarderen, dat hij besloot dichter bij hen in de buurt te gaan wonen.”
Begin september 1649 voer de 53-jarige Descartes vanuit Amsterdam naar Stockholm. Hij had zich in alle mogelijke bochten gewrongen om onder de uitnodiging van de Zweedse koningin Christina uit te komen, maar haar roepstem was te sterk. In een paar maanden tijd werd hij vier of vijf keer ontboden, om vijf uur ’s morgens, om met de koningin over zijn filosofie te spreken. Maar haar liefde leek meer bij de klassieke dichtkunst te liggen.
Descartes schreef op 15 januari 1650 aan een vriend dat hij de indruk had dat in de Zweedse winter de gedachten van mensen, evenals het water, konden bevriezen. En hij verlangde naar zijn huis en tuin in Egmond-Binnen. „Ik verzeker u dat mijn verlangen om terug te keren naar mijn verlaten oord met de dag sterker wordt.”
Hij zou zijn tweede vaderland niet meer terugzien. Descartes kreeg een longontsteking; hij overleed op 11 februari 1650. Op die dag werd, schreef een vriend, „dat grootte ligt uyt de wereldt weggenomen.”
Descartes. Zijn Nederlandse jaren, Hans Dijkhuis; uitg. Athenaeum–Polak & Van Gennep; 519 blz.; € 39,99