HRW: Rusland gebruikt verboden antipersoonsmijnen in Oekraïne
Russische troepen die in Oekraïne vechten hebben verboden antipersoonsmijnen gebruikt in de oostelijke regio van Charkov, zegt Human Rights Watch (HRW). De mensenrechtenorganisatie baseert die beschuldiging op verklaringen van Oekraïense explosievenopruimingstechnici, die maandag antipersoonsmijnen zouden hebben gelokaliseerd.
Het Rode Kruis definieert antipersoonsmijnen als „landmijnen ontworpen om te exploderen door de aanwezigheid, de nabijheid van ofwel het contact met een persoon en die ertoe bestemd zijn een of meer personen buiten gevecht te stellen, letsel toe te brengen of te doden”.
Het internationale mijnverbodsverdrag van 1997 verbiedt het gebruik, de productie, de aanleg van voorraden en de overdracht van antipersoonsmijnen volledig. Rusland behoort niet tot de 164 landen die zich bij het verdrag hebben aangesloten, Oekraïne sinds 2006 wel. Van Rusland is bekend dat het - in tegenstelling tot Oekraïne - dergelijke landmijnen bezit.
De mijn die door Rusland wordt gebruikt is volgens HRW een nieuw ontwikkeld type genaamd POM-3, ook bekend als ‘Medallion’, dat uitgerust is met een seismische sensor om een naderende persoon te detecteren en een explosieve lading in de lucht te werpen. De daaropvolgende ontploffing kan binnen een straal van 16 meter mensen verwonden of zelfs doden. De POM-3 zou ook zijn uitgerust met een zelfvernietigingsmechanisme dat de mijn vernietigt na een vooraf ingestelde tijd, bijvoorbeeld enkele uren of dagen.
HRW zegt het gebruik van antipersoonsmijnen van Russische oorsprong te hebben gedocumenteerd in meer dan dertig landen, waaronder in Syrië (2011-2019), Oekraïne (2014-2015) en Libië (2020). Vaak viel het gebruik samen met Russische militaire aanwezigheid als een partij in die conflicten.