Seijbel bij boekpresentatie: Overijssel bijzonder rijke orgelprovincie
Orgels in Overijssel? Velen komen niet verder dan de beroemde instrumenten in Kampen en Hasselt. Maar wie noemt de orgels in Vollenhove of Den Ham? De hele orgelerfenis van de provincie is nu in kaart gebracht door dr. Auke H. Vlagsma.
Het kloeke boek dat Vlagsma (83) schreef –”Overijsselse orgels uit de periode 1450 tot 1825”– werd vrijdagmiddag tijdens een bijeenkomst in de Bovenkerk in Kampen feestelijk gepresenteerd.
De gedeputeerde voor cultuur in Overijssel, Roy de Witte, kreeg uit handen van Maarten Seijbel van het Nationaal Orgelmuseum in Elburg het eerste exemplaar. De Witte zegde toe het boek met „warme aandacht” te zullen gaan lezen. Richting Vlagsma: „Ik beloof u een reflectie op wat ik er als verantwoordelijke voor cultuur mee ga doen. Dat ben ik aan u verplicht.”
Vlagsma, die eerder onder andere de orgelschat in Friesland beschreef, had het manuscript van het boek over de Overijsselse instrumenten al in 2008 klaar. Maar omdat hij geen uitgever kon vinden, bleef het werk op de plank liggen. Tot Seijbel er lucht van kreeg en zich ervoor inzette het boek bij zijn eigen museum uit te geven. Ook musicoloog dr. Jan Smelik leverde een grote bijdrage om de uitgave te kunnen laten verschijnen.
Vlagsma heeft het orgelbestand van Overijssel voor de periode tot 1825 „uitputtend” beschreven, stelde Seijbel in zijn toespraak. Niet alleen beschrijft de auteur alle orgels die de provincie kent en gekend heeft –veel instrumenten zijn verdwenen–, ook besteedt hij aandacht aan de orgelbouwers en de organisten die er werkzaam waren.
Volgens Seijbel is Overijssel een „bijzonder rijke orgelprovincie.” Alleen is die cultuurschat altijd „een beetje onderbelicht” gebleven. Met name in de Hanzesteden Kampen, Zwolle en Deventer waren bijvoorbeeld diverse beroemde orgelbouwers actief. En het ambt van organist was in de provincie in sommige steden „geen sinecure”, aldus Seijbel. Hij vergeleek de werkzaamheden van de stadsmusicus in vroeger tijd in bijvoorbeeld Zwolle met die van de huidige stadsorganist van Haarlem.
Geïnfecteerd
Vlagsma wilde zelf tijdens de presentatie het woord niet voeren. Maar vooraf bij de koffie blijkt hij maar al te graag zijn kennis te delen. Zijn vrouw: „Je hoeft maar op een knop te drukken en de informatie komt.” Vlagsma vertelt dat zijn liefde voor het orgel in het Friese Bolsward, waar hij opgroeide, ontstond. Zijn vader was stukadoor en moest in de jaren 50 het pleisterwerk onder het bekende Hinszorgel in de Martinikerk herstellen. En Auke –een jaar of 16– hielp zijn vader. Op hetzelfde moment waren ook de orgelmakers aan het instrument aan het werk. Vlagsma, guitig: „Daar ben ik met het orgelvirus geïnfecteerd.”
Welk orgel in Overijssel hij, na al zijn speurwerk, het mooiste vindt? Vlagsma wijst naar het machtige Hinszorgel in de Bovenkerk. „Dat. Eigenlijk zou het het Schnitger- orgel in de Sint-Michaëlskerk in Zwolle moeten zijn. Maar daar is te veel aan verprutst. Dit Hinszorgel heeft nog pijpwerk uit de 16e eeuw. In Kampen waren ze zuinig: ze maakten bij een nieuw orgel graag gebruik van het voorgaande orgel.”
Orgeltocht
De boekpresentatie vormde de afsluiting van een orgeltocht door Kampen, waarbij deelnemers in de Buiten- en de Burgwalkerk naar orgelspel van Ab Weegenaar en Sander van den Houten luisterden. Bij de presentatie in de Bovenkerk verzorgden Weegenaar en hoboïst Arjo Hovenberg de muziek.