Anita’s hond haalt de wasmachine leeg
Een zak chips uit een rek halen, de koelkast opentrekken, het knopje van het stoplicht indrukken. Voor hulphond Lord is het een fluitje van een cent. Anita van der Belt (30) uit Bunschoten, die heel korte armen heeft, is er goed mee geholpen.
”Hier werk ik” meldt een hondensticker op de voordeur van de rijtjeswoning van Anita van der Belt. Luid blaffend begroet de golden retriever het bezoek. „Nu is Lord even uitgelaten, maar normaal is hij bedeesd en bedaard”, lacht Anita. Ze is een van de 230 Nederlanders met een speciaal getrainde hulphond. Donderdag stond de Stichting Hulphond stil bij het feit dat in Nederland twintig jaar geleden de eerste hulphond -niet te verwarren met de blindengeleidehond- werd ingezet.
Vanaf haar geboorte gaat Anita door het leven met twee heel korte armen. Haar linkerhand telt twee vingers, haar rechterhand één. Toch doet de jonge vrouw „alles” met haar handen. In Schoonhoven volgde ze de opleiding voor goudsmid. Wel kost handwerk haar veel moeite, wat tot rugproblemen leidt. „Vooral dingen die een wat groter handbereik hebben, zoals het ramen lappen, zijn moeilijker. Schrijven en tekenen gaan me makkelijker af.” Vanwege haar beperkingen is Anita bijzonder handig met haar tenen. „Ik kan er mee tekenen en blokjes stapelen.”
Sinds drie jaar heeft de kordate Bunschotense een hulphond. Het bleek een gouden greep. Het dier is van vele markten thuis. Lord trekt bijvoorbeeld via een touwtje aan de knop kasten open. Ook draagt de viervoeter de boodschappenmand in de supermarkt en deponeert hij de portemonnee op de kassa. Verder helpt Lord met uitkleden. „Hij trekt bijvoorbeeld m’n sokken uit.” Lachend: „Eng? Nee hoor, helemaal niet, Lord maakt niks kapot. Hij is getraind om die sokken voorzichtig met zijn bek los te trekken.”
De hond haalt voor Anita ook de wasmachine leeg. „Ik zie je een beetje bedenkelijk kijken. Maar ik ben er aan gewend. Ik leef 24 uur met die hond. Een beetje kwijl zou niet erg zijn. Ik weet wat Lord allemaal aan eten en drinken binnenkrijgt.”
Hulphonden bivakkeren vanaf de geboorte eerst een jaar in een gastgezin. Daarna worden de dieren in het centrum van de Stichting Hulphond negen maanden afgericht. Vervolgens moeten de cliënten, doorgaans lichamelijk gehandicapten, in een twee weken durende cursus leren omgaan met hun hulphond. De kunst is om de juiste viervoeter te vinden. „Ik zocht naar een hond die bijvoorbeeld mijn elastiekjes uit mijn haar kon halen.”
Voorafgaand aan de tweewekelijkse training moest Anita „een dik boek met 70 commando’s” doornemen. De bevelen zijn in het Engels. „Sommige mensen die een hulphond hebben, zijn spastisch. Die kunnen de sch-klank niet uitspreken. Engels is daarom geschikt, die taal kent die klank niet. Een ander voordeel van het Engels is dat de commando’s niet zo bekend zijn. Anders roept iedereen op straat ”zit” tegen de hond. Een van de meest voorkomende bevelen is ”trekken”. De drieslag ”look, get it, bring it here” (kijk, pak het en breng het hier) gebruikt Anita vaak in de supermarkt.
De veertiendaagse training is „heel leuk, maar ook heel zwaar”, zegt Anita. „In de tweede week trokken we met de cursisten de stad in. Met een busje, vreselijk. Je voelt je nogal voor schut staan. De hele stad kijkt mee. We begonnen de oefening in het gemeentehuis van Nijmegen. Daar gingen de honden de liftknoppen bedienen.”
De komst van de hulphond heeft het leven van Anita behoorlijk veranderd. „Je bent nooit meer alleen. De hond gaat overal mee naar toe. Naar de winkel, het bos in. Maar ook de wc en de douche in. Hij is ’s nachts vastgebonden aan bed. Je trekt 24 uur met het dier op.”
Anita, die een uitkering ontvangt, is geen type dat bij de pakken neerzit. Ze ziet zichzelf niet als gehandicapt. „Ik hou niet van geneuzel. Gewoon aanpakken en niet zeuren.” Ze doet vrijwilligerswerk onder asielzoekerskinderen en verstandelijk gehandicapten. „Vanavond heb ik fotoclub met de gehandicapten. Gaan we in de donkere kamer foto’s ontwikkelen. Dan ga ik gillen en die gehandicapten kietelen. Dat vinden ze prachtig.”
Buiten de deur krijgt de Bunschotense meestal positieve reacties. „Soms applaudisseren mensen in een winkel als Lord iets uit een schap pakt. Een zak chips of zo. Pas vroegen kinderen: Kun je dat trucje nog eens doen?” Een enkele keer zijn de reacties minder aangenaam. „Soms zeggen mensen: „Die hond mag niet in de winkel komen.” Dan denk ik: „Stelletje bromberen. Wat is er nou leuker dan dat een hond met een boodschappenmandje in zijn bek loopt?”