Henk Helmantel kroop als ”oppersorteerder” door het oudpapier op zoek naar kunstplaatjes
Kunstschilder Henk Helmantel aarzelt; vindt zichzelf niet echt een lezer. Maar moeiteloos somt hij vervolgens een tiental boeken op die hem wind in de rug gaven. En niet te vergeten moeders koekblik met plaatjes van Vermeer. „Ik verslond ze. Niet de koekjes, wel de plaatjes.”
„Vader en moeder hielden vooral van verhalen. Over de oorlog, de onderduikers op de tuinderij in Westeremden: het ging maar nét goed, met de Duitsers in de buurt; ze zijn niet ontdekt. Maar in Bierum, waar mijn moeder vandaan kwam, werd ontzettend gevochten. Voor ons ging de oorlog nooit echt voorbij. Ik las oorlogsboeken als Engelandvaarders en Reis door de nacht. Diepe indruk maakte een serie verhalen in De Spiegel over ”De grote verschrikking”, de Koreaanse oorlog.
Het leven op een kwekerij bood weinig ruimte voor ‘gebeuzel’; iedereen werd ingezet. „En ik bracht al zoveel tijd door met tekenen, schetsen en schilderen.
Vanaf mijn tiende jaar begon ik plaatjes van kunst te verzamelen. Ik liet mij op school benoemen tot “oppersorteerder” van oud papier dat werd verzameld om schoolreisjes te bekostigen. Als de kinderen buiten speelden, kroop ik op de schoolzolder door de kranten en bladen heen. Op zoek naar afbeeldingen van schilderijen.”
1. Dr. J. Hulsker: Wie was Rembrandt
„Mijn eerste boekje over kunst. Het was rond het Rembrandtjaar 1956, waarin deze schilder veel aandacht kreeg met tentoonstellingen, schoolradio, een film, een serie postzegels. De kunsthistoricus Hulsker gaf het leven en werk van Rembrandt vorm op pocketformaat. Ik heb al die plaatjes nauwkeurig bekeken –dat is ook lezen– en in mijn hoofd opgeslagen. Rembrandt is mijn hele leven met me meegereisd. Niet omdat hij in mijn ogen de enige grote schilder was. Johannes Vermeer deed niet veel voor hem onder. En Peter Paul Rubens vind ik virtuozer dan Rembrandt. Maar bij Rubens kijk je als het ware naar een toneelvoorstelling. Rembrandt wist het menselijke bestaan te treffen; hij trekt je mee het schilderij in en raakt je in je emotie. Dat is de kracht van Rembrandt. En natuurlijk zijn geweldige verfgebruik en het spelen met licht.”
2. Blaise Pascal: Gedachten
„Ik volgde de kunstopleiding aan de Academie Minerva in Groningen toen ik ”Gedachten” van Pascal (1623-1662) las. Ik heb er weinig gedetailleerde herinneringen aan. Zijn gedachten sloten erg aan bij mijn ontluikende ideeën over geloof en theologie. Pascal drong door tot je hart. Zelf was hij losgeweekt uit de traditie van zijn rooms-katholieke achtergrond, dreef mee op de stroom van de vernieuwingsbewegingen van zijn tijd. Pascal liet zich niet afleiden door vormen en tradities, maar zocht naar de kernen van het christendom. Ik ben altijd een enthousiaste Bijbellezer geweest, deed mee met Bijbelclubs, ging naar de kerk, las veel artikelen, had gesprekken met theologen, maar zocht steeds naar het wezenlijke van het geloof. Pascal wees mij daarbij –met de Bijbel in zijn hand– de goede richting.”
3. Georges Wildenstein: Chardin
„Een docent op Minerva wees mij op kunstschilder Chardin (1699-1779). Al snel vond ik een boek waarin zijn werk voorkwam. Het klikte meteen. Chardin is een groot figuur- en stillevenschilder, een soort verlengstuk van de Hollandse 17e-eeuwers. Maar bij Chardin is er altijd meer aan de hand; hij doet iets met die verf, waardoor er een dampige atmosfeer in de verfhuid ontstaat. Dat geeft iets mysterieus aan het schilderij, zoals je dat ook ziet bij Jan Mankes. Het Mauritshuis heeft een prachtig werk van Chardin, maar laat het te weinig zien. Ik heb de directie eens een brief gestuurd dat een schilderij van Chardin niet in een depot opgeslagen mag worden. Het verdient een plaats ‘op zaal’. Ook in mijn werk probeer ik iets meer in de verfhuid te leggen dan alleen de heldere werkelijkheid. Het draagt bij aan verstilling, geeft iets van tijdloosheid.”
4. Regnerus Steensma: Vroomheid in hout en steen
„Rond 1965 raakte ik gefascineerd door de kerkelijke bouwkunst in de middeleeuwen. Na een bezoek aan de gerestaureerde kerk van Loppersum keerde ik ondersteboven naar huis terug; die witte kalkmuren, de restanten van vroege schilderingen en de lichtinval door de blanke glas-in-loodramen. Ik wilde er meer van weten en vooral wat ik er als schilder mee zou kunnen doen. Steensma beschrijft in zijn boek de kerkelijke bouwkunst in Noord-Nederland. Voor mij was hij een goede gids. Na het lezen van zijn boek was er geen houden meer aan. Op mijn bromfiets bezocht ik talloze Nederlandse middeleeuwse kerkgebouwen. Daarna ging ik ook over de grens, naar Frankrijk, Duitsland, Zwitserland, Zweden. De middeleeuwse bouwkunst werd een thema in mijn schilderkunst. Zo’n oude kerk heeft een geladenheid; hier komt al eeuwen de gemeente samen, er wordt gebeden, gezongen.”
5. Rolf Toman (samenstelling): Romaanse kunst
„Net als Rembrandt houdt ook de Romaanse kunst mij al levenslang gezelschap. Ik voel mij diep verwant met deze stoere, logische en intieme bouwstijl. In de Romaanse kunst zit iets oerachtigs, het gebouw is volledig dienstbaar aan het doel, de eredienst. Die intimiteit, bescheiden van belichting, met een prachtig spel van muurvlakken, bogen en ramen. Het klooster in het Franse Le Thoronet overweldigt met altijd weer. Kale muren, lege ruimtes. De architectuur alleen is al imponerend genoeg. Zoals de cisterciënzer kloosterorde streefde naar soberheid en eenvoud, zo waren ook hun kerken en kloosters. Nee, denk niet dat ik de beeldenstorm, waarbij alle beelden uit de werden kerk verwijderd, toejuich. Ik volg op dit punt meer Luther dan Calvijn. Middeleeuwse kunst heeft geprobeerd uiting te geven aan een stuk essentieel geloof. Ook de Bijbelverhalen hebben een sterk beeldend karakter. Natuurlijk mogen beelden niet aanbeden worden, maar laat ze maar staan. En bedenk dat de kerk van de Reformatie ook weer nieuwe beelden de kerk in heeft gesleept: prachtig gesneden preekstoelen, gedenkborden, monumentale orgels, herenbanken.”
6. Paul Schnabel: Anders gekeken
„De socioloog Paul Schnabel reisde als jongeman al naar Italië om renaissancekunst te bekijken. Recent schreef hij een boek over de schilders van de 17e eeuw. Daarin vraagt hij zich af hoe mensen toen en later tegen die kunst aankeken. Smaken veranderen, constateert hij. Schnabel legt een verbinding tussen kerkinterieurs uit de 17e eeuw en de 19e-eeuwer Johannes Bosboom en mijn persoon. Fijn natuurlijk, maar veel meer trof het mij hoe hij woorden weet te geven aan mijn eigen kijk op kunst. Hij weet heel goed uit te leggen waarin het meesterschap van een kunstwerk schuilt: in de techniek en in de visie. Hij vraagt –heel sympathiek– ook aandacht voor minder beroemde kunstenaars. Het boek veranderde niet mijn leven of carrière, maar ik zou anderen het lezen ervan graag gunnen.”
7. Jaap Zijlstra: Toekomst
„Jaap Zijlstra schreef prachtige stukjes over kunst in het blad Jong Gereformeerd. Ik was toen student in Groningen, knipte die artikeltjes uit en hing ze op het prikbord van Minerva. In 1975 kwam Zijlstra als evangelisatiepredikant naar Delfzijl. Er ontstond tussen ons een warme vriendschap. Vaak bezochten we samen tentoonstellingen en spraken we over kunst en, niet minder, over theologie. Hij was orthodox in zijn denken en wist de theologie te ontdoen van veel ballast en versieringen. Altijd weer stootte hij door naar de kern van het geloof. De kern die ook mijn innerlijk in beweging zet: God als de Schepper van alle dingen – ook de schoonheid. En Zijn Zoon Jezus Christus Die verlossing heeft bewerkt met Zijn verzoenend offer aan het kruis. Dat geeft de genade om te leven vanuit de opstanding en de uitstorting van de Geest. Als ik met iemand praat en het gaat daarover, ontroert me dat. Toen Zijlstra’s bijbels dagboek ”Toekomst” uitkwam, hebben we dat met vreugde twee jaar dagelijks na de maaltijd gelezen. Naarmate ik ouder word nemen de vragen over dit leven toe, maar de antwoorden blijven gelukkig niet uit. Antwoorden van God Die betrouwbaar is, en die je in geloof mag aanvaarden. Daarover blijf ik mij verwonderen.”