Pootgoedsector in de knel door ziekten
De Nederlandse pootgoedsector dreigt in de knel te komen door aardappelziekten. Als er niets gebeurt, is binnen enkele jaren 15 à 20 procent van de landbouwgrond voor aardappelen onbruikbaar.
Daardoor verliest Nederland internationaal marktaandeel. Om dit doemscenario te voorkomen, moeten Nederlandse poters landbouwgrond minder intensief gebruiken. Dat stelden pootaardappelhandelsbedrijf HZPC in Joure en aardappelcoöperatie Agrico in Emmeloord woensdag.
Ziekten als bruinrot, ringrot en aardappelmoeheid dreigen door te intensieve teelt steeds meer invloed te krijgen. Zowel HZPC als Agrico pleit ervoor extensiever te gaan telen. Akkerbouwers gebruiken over het algemeen land één keer in de drie jaar voor pootaardappelen. Dat zou moeten worden opgetrokken tot één keer telen in vier of zelfs vijf jaar, stellen directievoorzitter K. van Arendonk van Agrico en zegsman J. Hoogenboom van HZPC.
HZPC denkt dat 10 procent minder aardappelteelt in Nederland „niet verkeerd” zou zijn. De prijs van pootaardappelen is op dit moment laag. Door in Nederland minder te produceren, zou extensiever geteeld kunnen worden. Omdat daardoor de prijs van de pootaardappel omhooggaat, kan de lagere productie worden gecompenseerd.
Agrico zoekt de oplossing over de grens. De coöperatie wil onder Nederlandse regie in het buitenland telen. Daarmee kan in Nederland de intensiteit van de teelt omlaag, terwijl in het buitenland toch door Nederlandse bedrijven geld wordt verdiend.