Scherpzinnig ‘mammoet’-politicus
Titel:
”Cals. Koopman in verwachtingen, 1914-1971” door Paul van der Steen
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2004
ISBN 90 5018 6416
Pagina’s: 568
Prijs: € 29,50. „Ik kon wel een beetje met hem meevoelen. Ik ben zelf ook klein. Als je dan net als Cals bent uitgerust met een goed stel hersens, krijg je de neiging je geringe lengte te compenseren met een grote mond. Discussies op argumenten won hij altijd. Maar Cals zei de dingen heel spits, heel snel. „So bloody sharp, he cuts himself”, zouden de Engelsen zeggen.”
De roomse oud-premier Piet de Jong kan in enkele woorden kernachtig samenvatten hoe zijn ambt- en partijgenoot Cals was. „Zo vlijmscherp dat hij zichzelf in de vingers sneed.”
Het citaat van De Jong staat in een vuistdik proefschrift van politicoloog Paul van der Steen over het leven van de rooms-katholieke politicus Jo Cals. Van der Steen is redacteur van Dagblad De Limburger/Limburgs Dagblad. Donderdag promoveerde hij in Nijmegen tot doctor in de letteren.
De promovendus geeft in zijn boek, ”Cals. Koopman in verwachtingen, 1914-1971”, verschillende voorbeelden van het beeldende en scherpzinnige taalgebruik dat de politicus karakteriseerde. De KVP’er vond dat de Kamer zich meer politiek moest opstellen en minder specialistisch. Hij zei dat zo: „Deskundigen zijn als rupsen. Ze menen dat hun blad het beste is. Geen enkele rups bekommert zich om de boom.” Tijdens een KVP-partijeenkomst voegde Cals de bekende boer Koekoek toe: „Ga terug naar je stal!”
De politieke loopbaan van Cals begon na de bevrijding in 1945. Hij was onder andere Tweede-Kamerlid, staatssecretaris en minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. In 1965 trad hij aan als premier.
In de tijd dat hij minister-president was, wilde Cals graag Nederland klaarstomen voor het jaar 2000. Hij wilde „koopman in verwachtingen” zijn, oftewel een visionair bestuurder. Dat lukte niet. Dat heeft hij zelf ook erkend. Premier Cals moest vooral crises beheersen. De huwelijken van de prinsessen Beatrix en Margriet, het rumoer rond de provo’s, economische tegenwind en tegenvallende verkiezingsuitslagen waren zijn deel. Anderhalf jaar na het aantreden viel zijn kabinet.
Uit de gratie
Zijn politieke carrière was voorgoed geknakt. Hij wilde graag een nieuwe publieke functie, maar die kreeg hij niet. De eigenzinnige en eenzame politicus was min of meer uit de gratie.
Op 18 augustus 1971, kort na zijn 57e verjaardag, ontdekten artsen een kwaadaardige tumor aan zijn nier, die ook zijn ruggenmerg had aangetast. Reeds op 30 december van dat jaar overleed de KVP-voorman.
Het belangrijkste politieke wapenfeit van minister Cals is de aanvaarding van de Mammoetwet in 1963. Na jarenlange discussies gingen Tweede en Eerste Kamer akkoord met de grootste herziening van het voortgezet onderwijs in Nederland ooit. In plaats van ambachtsscholen, huishoudscholen, (m)ulo’s en hbs’en kwamen er lbo’s, mavo’s, havo’s en vwo’s. Bij zijn overlijden werd Cals „de ’mammoet’-politicus” genoemd.
Cals dankt zijn bekendheid vooral aan de Nacht van Schmelzer. Laatstgenoemde was in 1966 KVP-fractievoorzitter en stuurde het kabinet van zijn partijgenoot Cals naar huis vanwege onenigheid over de rijksbegroting.
De vraag is altijd geweest wie het meest schuldig was aan de val. In eerste instantie was Schmelzer, bijgenaamd ”de gladde teckel”, de gebeten hond. Veel KVP’ers noemden hem „een broedermoordenaar.” In de jaren negentig verschoof de sympathie naar Schmelzer. Door het kabinet te laten vallen was hij „de herderhond” die roomse achterban achter zich wilde verenigen tegenover de emotionele Cals.
Volgens Van der Steen is de werkelijkheid rond de Nacht van Schmelzer complex. „Onvrede over het gevoerde beleid, een botsing van karakters, een leiderschapsstrijd, interne verdeeldheid binnen de KVP, angst voor de afrekening door de kiezer en de dynamiek van een lang debat culmineerden in de Nacht van Schmelzer.”
Radicale trekjes
De populariteit van Cals in de Katholieke Volkspartij was in de loop van de jaren afgenomen omdat hij zich ontwikkelde van een trouwe zoon van de Rooms-Katholieke Kerk tot iemand met radicale trekjes. Toen hij nog premier was pleitten verschillende KVP’ers voor een royement.
Net na de Tweede Wereldoorlog was Cals nog iemand van het oude stempel. Hij voerde als voorzitter van de KVP-afdeling Nijmegen in 1946 een pleidooi voor „een inrichting van onzen Nederlandschen Staat, die met onze katholieke beginselen in overeenstemming is.”
Als voorman van de rooms-katholieke padvinders stelde hij in die periode dat samenwerking met andersdenkenden in het jeugdwerk niet mogelijk is: „Waar het hier een kwestie van opvoeding geldt, stellen wij, katholieken, als absolute eisch voorop, dat de vorming van onze kinderen geheel in handen van principieelen katholieken berust.”
In 1962, toen de rooms-katholieke zuil nog fier rechtop stond, dacht Cals al progressief. Hij pleitte voor de vorming van een christen-democratische unie met daarin KVP, ARP en CHU. In 1967 wenste hij, met andere vooraanstaande rooms-katholieken, niet alleen samen te gaan met de twee andere grote confessionele partijen, maar ook met PvdA en D66.
Reisbeurs
Van der Steen weerlegt in zijn boek op overtuigende wijze twee mythes rond de KVP-politicus. De eerste is dat de schrijver Simon van het Reve een relatie had met de zoon van Cals. Van het Reve liet zich daarop voorstaan om Cals een hak te zetten. Als staatssecretaris van Kunsten weigerde de KVP’er een reisbeurs aan de schrijver vanwege zijn beledigende epistels. De vriend van Van het Reve was echter de zoon van een achterachterneef van de politicus.
De tweede mythe gaat over de formatie van 1965. In een boek van Robbert Ammerlaan, ”Het verschijnsel Schmelzer”, staat dat de oud-KVP-fractievoorzitter zijn partijgenoot Cals geschikt achtte als formateur én als premier. Volgens Van der Steen wilde Schmelzer in werkelijkheid Cals niet als minister-president, omdat hij onvoldoende algemeen gevormd zou zijn en geen team zou kunnen leiden. De jonge doctor baseert zijn standpunt op gesprekken met mensen die nauw bij de formatie waren betrokken, onder wie Schmelzer zelf, en op een dagboek van KVP-politica Marga Klompé.
Van der Steens dissertatie telt maar liefst 568 bladzijden. Deze omvang is geen bezwaar, want het boek leest gemakkelijk. De auteur schrijft meeslepend en toegankelijk. Hij is niet voor niets journalist van professie.
Van der Steen heeft jammer genoeg te weinig gevoel voor de geestelijke achtergrond van Cals. Op bladzijde 37 gebruikt hij de uitdrukking „klaargestoomd voor de dienst van God” als het gaat om priesteropleidingen.
Op bladzijde 471 gaat Van der Steen in op het overlijden van de politicus: „Van euthanasie kon bij een gelovige katholiek als Cals geen sprake zijn. De beker moest helemaal leeg.” Afgezien van het feit dat in 1971 nauwelijks sprake was van euthanasie, had de promovendus fijngevoeliger woorden moeten kiezen. Hij is toch niet voor niets werkzaam bij een dagblad dat zich nog volop oriënteert op het rooms-katholieke volksdeel?