Onderzoek naar plastic in de oceaan verder gevorderd
Het eerste deel van het onderzoek om plasticdeeltjes in kaart te brengen in de oceaan is succesvol afgerond, laten de onderzoekers vrijdag weten. De Europese ruimtevaartorganisatie ESA werkt samen met het Nederlandse instituut Deltares om satellieten te ontwikkelen die rond de aarde cirkelen om plastic te detecteren in de wereldzeeën.
Momenteel schatten wetenschappers dat er jaarlijks zo’n 10 miljoen ton plastic in de zee verdwijnt, terwijl slechts van 1 procent duidelijk is waar dat plastic zich bevindt. „Dat is ook wel te verklaren”, legt Peter de Maagt uit, hoofd van het ESA-team dat de antennes ontwikkelt die uiteindelijk op de satelliet moeten komen. „Met onderzoeken naar plasticafval in de oceaan vissen wetenschappers naar plastic vanuit een boot bijvoorbeeld. Feitelijk is het lastig vast te stellen hoeveel plastic er honderd kilometer naar links of rechts ligt.” Daarom denkt ESA dat satellieten een uitkomst moeten bieden om een groot deel van het plastic in kaart te brengen.
In de eerste fase van het onderzoek werd gebruik gemaakt van een groot bassin bij Deltares. Het is een soort zwembad van 75 meter lang, 9 meter breed en 1,3 meter diep waarin de golven van de Atlantische oceaan nagebootst kunnen worden, vertelt Anton de Fockert, stromingsexpert van Deltares. „In dat bassin hebben we veel verschillende soorten plastic getest, ook stukken plastic die we zelf in de rivier hebben gevonden.”
De Maagt legt uit dat de meetapparatuur eerst werd ingesteld op het bassin zonder plastic erin. „Na deze tests hebben we heel veel plastic in het bad gegooid, gewoon om te zien of onze meetapparatuur dat oppikte. We kwamen er daardoor achter dat het juist heel duidelijk te detecteren was. Dus zijn we steeds kleinere deeltjes plastic in het bassin gaan gooien.”
De deeltjes varieerden van plastic flessen, tot piepschuim en rietjes, en daar dan soms ook weer de helft of een kwart van. Hoe meer deeltjes bij elkaar in het bad, hoe makkelijker de meetapparatuur het oppikte. Maar ook kleine hoeveelheden werden opgepikt door de apparatuur. „In de tests kwam naar voren dat het moet lukken om de hoeveelheid plastic te detecteren waarvan wij weten dat het in de oceaan zit”, aldus De Maagt.
In de volgende stap gaan de onderzoekers nog een aantal theorieën testen in het bad van Deltares. Daarna is het de bedoeling dat de meetapparatuur met bijvoorbeeld een drone of vliegtuig op een meer of de Noordzee getest wordt. De Maagt: „De natuur is grillig, er komen altijd effecten bij die je niet kunt modelleren in het bassin.”