Vogelgriep geeft zetje richting aanpak pluimveehouderij
Opnieuw een vogelgriepuitbraak dinsdag, op een boerderij met 168.000 legkippen in het Gelderse Vuren. Wat is er aan de hand?
Sinds eind oktober raakten in Nederland al twintig commerciële bedrijven besmet en moesten om verspreiding van het virus te voorkomen ruim 1,3 miljoen kippen, kalkoenen en eenden worden gedood.
Daarmee slaat de ziekte het hardst toe sinds het beruchte vogelpestjaar 2003. Boeren spreken van vogelpest als heel veel dieren tegelijk ziek worden en sterven. Destijds moesten 1349 bedrijven met meer dan 30 miljoen dieren worden geruimd.
Hoewel het om hetzelfde virus gaat, zij het een andere variant, is van een dergelijke ramp nu nog geen sprake. De tot nu toe onderzochte gevallen staan allemaal op zichzelf. Dat betekent dat de besmetting –anders dan destijds– niet van het ene op het andere bedrijf wordt overgedragen. Pluimveehouders houden hun stallen potdicht.
Ook de minister van Landbouw schrijft in een recente update aan de Kamer dat „tussenbedrijfsverspreiding van het virus de afgelopen jaren niet of nauwelijks in Nederland is opgetreden. Vrijwel alle uitbraken zijn op zich zelf staande gevallen geweest, het gevolg van separate virusintroducties.”
Trekvogels
Een ander verschil met 2003 is, dat de eerste uitbraak zich destijds begin maart voordeed, toen de winter al bijna voorbij was. De laatste jaren duikt de vogelgriep al in het najaar op, als veel trekvogels over Nederland vliegen. Die nemen het virus mee uit Azië.
Grotere besmettingsgolven waren er in 2014-2015 (350.000 geruimde dieren) en in 2016-2017 en 2020-2021 (beide jaren ongeveer 730.000 geruimde dieren). En nu dus in het huidige seizoen.
Waar het de afgelopen jaren de variant H5N8 betrof, is dat nu de nieuwe variant H5N1. Die lijkt nog een stuk besmettelijker dan de eerste.
Sinds de uitbraak in Ede (24 januari) neemt het ministerie van Landbouw in zijn persbericht over elk nieuw geval de zinsnede op dat vogelgriep een „structureel probleem” lijkt te zijn geworden dat jaarrond in Nederland speelt. Daarom wil het ministerie met de sector „en andere partijen” in gesprek over „oplossingen voor de langere termijn.”
Welke partijen dat zijn en aan welke oplossingen wordt gedacht, is vooralsnog niet duidelijk. Maar het kader waarbinnen die oplossingen worden gezocht wel. Dat is, zo melden de persberichten sinds ”Ede”: (…) de integrale gebiedsgerichte aanpak met betrekking tot stikstof, water en klimaat en het rapport Bekedam.
Dat doet vermoeden dat het kabinet de huidige vogelgriepcrisis aangrijpt om te komen tot een soort reconstructie van de pluimveehouderij in Nederland: minder bedrijven –het gaat vooral om kippenboerderijen– op een kluitje en misschien wel tegelijk een sanering van het totale aantal pluimveebedrijven.
Zeker is dat de veehouderij in de omgeving van kwetsbare natuurgebieden moet inkrimpen om de uitstoot van ammoniak, en daarmee de neerslag van stikstof op natuur, te verminderen. Daarnaast komt een sanering ook van pas bij de vermindering van de uitstoot van het broeikasgas CO2.
Overspringen
En dan is het nog dat rapport Bekedam. Dat verwijst naar een groep experts onder voorzitterschap van Henk Bekedam die vorig jaar hebben nagedacht over de vraag hoe kan worden voorkomen dat een ziekte overspringt van dieren naar mensen. Ze pleiten er onder meer voor dat we toe moeten naar een situatie waarin er minder pluimveehouderijen dicht bij elkaar in de buurt zitten.
Bekedam verwijst onder meer naar de situatie in 2003. Toen werden bijna 90 mensen ziek door het H7N7 vogelgriepvirus. Een dierenarts overleed aan de gevolgen van deze infectie, honderden mensen bleken antilichamen tegen dit virus te hebben. Deze uitbraak toonde de kwetsbaarheid van ons land door de hoge dichtheid aan (pluim)veehouderijen, aldus het rapport.
De experts verwijzen ook naar andere zoönosen, waaronder de Q-koorts. Die leidde tussen 2007 en 2010 leidde tot duizenden ziektegevallen waaronder mensen met zeer ernstige en chronische klachten en vele tientallen sterfgevallen. Deze uitbraken zijn mede aanleiding geweest voor de huidige structurele aanpak van zoönosen.
Ook de aanbevelingen uit dit rapport zijn een aanwijzing dat de pluimveehouderij veranderingen staan te wachten.