‘Afstandsmoeder’ hoort of Staat aansprakelijk is voor haar leed
Toen Trudy Scheele-Gertsen in 1968 een kind kreeg, liet de kinderbescherming de baby vrijwel meteen bij haar weghalen. Ze was toen 22 en niet getrouwd. Maar heeft de Staat daarmee haar rechten geschonden? Is zij gediscrimineerd als ongehuwde moeder? De rechtbank in Den Haag doet daarover woensdag uitspraak, in een bodemprocedure die Scheele-Gertsen heeft aangespannen, met steun van Bureau Clara Wichmann.
Scheele-Gertsen is een zogeheten afstandsmoeder en wil erkenning van haar leed. Tussen 1956 en 1984 hebben waarschijnlijk ongeveer 15.000 vrouwen zoals zij afstand gedaan van hun kind omdat ze ongehuwd zwanger waren geworden. Dat was in die tijd taboe. Scheele-Gertsen zegt dat ze onder grote druk was gezet door onder meer de Raad voor Kinderbescherming. Haar kind kwam terecht bij een tehuis van nonnen in het Gelderse Oosterbeek. Inmiddels is het kind, Willem Jan, een volwassen man. Hij woonde de zaak van zijn moeder in september bij.
De Staat zegt dat de zaak is verjaard, omdat het zo lang geleden is gebeurd. Bovendien zou er geen bewijs zijn voor onrechtmatig handelen. „Ik doe niets af aan de ervaringen van de vrouwen, maar kwam dit alleen door de kinderbescherming? Of was het de samenleving als geheel?”, vroeg landsadvocaat Mette van Asperen tijdens de zitting.