Nederland kon zijn grootste oorlog niet winnen
”Voor orde en vrede” vermeldt de herdenkingssteen voor Piet van der Hoeven op de Benthuizer begraafplaats Vrederust. De 22-jarige dienstplichtige sneuvelde eind 1947 bij Singaparna op het Indonesische eiland Java. Waarom was hij daar, zo ver van huis?
Piet wilde weleens wat meer van de wereld zien. Dat kon, want in 1946 werd hij opgeroepen om in Nederlands-Indië „orde en rust” te helpen herstellen. Nederland voerde namelijk van 1945 tot 1950 „een bloedige oorlog om de macht met de Republiek Indonesië”, schetst de bundel ”Krijgsmacht en kolonie”.
Indonesische nationalisten benutten het machtsvacuüm na de overgave van de Japanse bezetters om op 17 augustus 1945 de Republiek Indonesië uit te roepen. Zeer tegen de zin van de regering in Den Haag: die wilde Nederlands-Indië als kolonie behouden. Om economische redenen, maar ook omdat een groot koloniaal rijk ons land internationaal meer politiek gewicht gaf.
Het kabinet stuurde daarom militairen naar de Indische archipel om de nationalisten uit te schakelen. Strikt militair gezien leidde dat tot „de grootste oorlog uit de geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden.” Nooit heeft Nederland zo veel militairen gedurende zo’n lange periode onafgebroken ingezet: 220.000 man die gemiddeld twee tot drie jaar onder oorlogsomstandigheden hebben gediend.
Machtsvertoon
In grote lijnen tekent ”Krijgsmacht en kolonie” het verloop van die strijd. De militaire aspecten daarvan, zoals doelen, strategie en tactische uitvoering. Maar –en daarin zit vooral de meerwaarde van dit boek– ook de politieke context en de internationale reacties op het militaire ingrijpen. Dit zet de inzet van soldaten als Piet van der Hoeven in een veelzijdig perspectief.
De Benthuizer dienstplichtige stierf kort na de eerste politionele actie, ”Operatie Product” (21 juli tot 5 augustus 1947). Nederland had daarbij „met veel machtsvertoon” grote gebieden veroverd, die het leger vervolgens moest bezetten. „Deze fase stond in het teken van een grimmige guerrilla en contraguerrilla”, beschrijft ”Krijgsmacht en kolonie”. „Overvallen, hinderlagen, beschietingen van posten en vernielingen van wegen en telefoonlijnen [waren op Java en Sumatra] aan de orde van de dag.” Legerleider generaal S. H. Spoor sprak zelfs van een „onhoudbare situatie.” De verliezen aan Nederlandse zijde liepen snel op. Rond de jaarwisseling 1947-1948 sneuvelden meer dan duizend militairen, onder wie Van der Hoeven.
De bloedige oorlog eindigde met de soevereiniteitsoverdracht eind 1949 aan de Republiek Indonesië. Veel militairen voelden zich destijds verraden door de politiek. Waren hun offers voor niets geweest, hun kameraden vergeefs gestorven?
De auteurs van ”Krijgsmacht en kolonie” concluderen dat het leger „de strijd wellicht nog een tijd had kunnen volhouden, maar op de lange termijn niet had kunnen winnen.” De nationalisten hadden namelijk de bevolking mee én de internationale politieke gemeenschap. Nederland stond alleen.
”Krijgsmacht en kolonie” –het vierde boek in een vijfdelige serie over de Nederlandse militaire geschiedenis– behandelt hoe ons land in de afgelopen twee eeuwen zijn koloniën (Nederlands-Indië, Suriname en de Nederlandse Antillen) veroverde, bezette én (grotendeels) verloor.
Dat doen de auteurs op een toegankelijke en begrijpelijke manier. Ze houden de grote lijnen goed vast en schetsen allerlei dwarsverbanden. Gepaste aandacht besteden ze ook aan de zwarte, soms extreem gewelddadige kanten van het Nederlandse militaire optreden. „Dat vormt evenzeer een onderdeel van ‘onze’ geschiedenis (…) als de Tachtigjarige Oorlog.” Tal van grafieken, tabellen, kaarten en illustraties ondersteunen hun relaas.
Hun geschiedschrijving was nog levendiger geweest als ze die meer hadden doorspekt met persoonlijke verhalen. Zoals bijvoorbeeld dat van Piet van der Hoeven, die –ver van huis– begraven ligt op ereveld Menteng Poelo bij Jakarta.
Boekgegevens
Krijgsgeweld en kolonie. Opkomst en ondergang van Nederland als koloniale mogendheid (1816-2010), Petra Groen e.a.; uitg. Boom; 644 blz.; € 55,-