Bouwsector vindt één minister voor wonen te weinig
De problemen op de woningmarkt zijn te groot voor één minister. Daarom willen organisaties uit de branche dat er een speciaal team komt, waarin de ministers voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Natuur en Stikstof, en de minister van Infrastructuur en Waterstaat samenwerken met andere partijen om de problemen op te lossen.
Dit bleek dinsdag uit een belronde van het ANP. Wat de NVM betreft komt er „een soort bouwstimuleringsteam” van deze ministers, zegt voorzitter Onno Hoes. Ook moeten maatschappelijke partijen aan tafel komen. „Zo kun je een enorme slag maken. Het liefst elk halfjaar de thermometer erin steken en zeggen: wat hebben we afgesproken en waar staan we nu?” De NVM-voorzitter zegt er vertrouwen in te hebben dat minister van Volkshuisvesting Hugo de Jonge met alle partijen om tafel zal gaan.
Projectontwikkelaarsvereniging NEPROM hoopt dat De Jonge „doortastend” is en uitdagingen zoals klimaat en het aansluiten van woningen op het energienet „integraler gaat aanpakken”, zegt voorzitter Desirée Uitzetter. Ook makelaarsvereniging VBO stelt dat de woningmarktproblemen zo ingewikkeld zijn „dat die niet meer bij één minister neergelegd kunnen worden”, aldus directeur Hans van der Ploeg.
Bouwend Nederland-voorman Maxime Verhagen wil een „concrete uitwerking van de coalitieakkoordplannen.” Het succes van de plannen is volgens hem afhankelijk van de samenwerking tussen de verschillende ministeries en de markt. De aanpak van stikstof, waardoor veel bouwprojecten vertraging opliepen, is het belangrijkst. Daar trekt het kabinet de komende jaren 25 miljard euro voor uit, maar de belangenclub wil nog dit jaar 1 miljard euro extra voor de vrijwillige uitkoop van boeren en 700 miljoen euro voor innovatie in de bouwsector.
Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) mist nog vernieuwing van het ruimtelijk beleid in de plannen. Volgens EIB-directeur Taco van Hoek is er behoefte aan kleinschalige in plaats van vooral grootschalige woningbouwprojecten. „De crux zit in het beleid. De Jonge moet de blik wenden naar locaties die snel en eenvoudig ontwikkeld kunnen worden.”