Terugblik noodweer Leersum: „Kijk je bij oud gereformeerde gemeente?”
Als ik hoor van een calamiteit, heb ik de onhebbelijke neiging te veranderen in één brok onrust. Zeker bij nieuws over extreem weer. Kantelende vrachtwagens door een bulderende storm? Ondergestroomde rivierdorpen door hoog water? Smeltend asfalt door verzengende hitte? Ik wil er reportages over schrijven. De hort op. Verse verhalen van gedupeerden optekenen. Zulke klussen zijn wat mij betreft de jus van de journalistiek.
Ik moet oppassen door te slaan. Toen ik ooit kennelijk wat al te geestdriftig vertelde over mijn ervaringen op een rampplek, had toenmalig hoofdredacteur C. S. L. Janse een vaderlijke vermaning voor me in petto: „Het kan niet de bedoeling zijn dat je je nu gaat verheugen op een volgende ramp.”
Rond 7 uur zaterdagochtend 19 juni borrelt de onrust weer bij me op. Leersum is getroffen door een soort orkaan, lees ik op mijn telefoon. In deze contreien wonen nogal wat RD-lezers. Hier wil ik naartoe, ik heb vandaag piketdienst. Ik schrok wat brood naar binnen, stap de auto in en spoed me richting het dorp op de Utrechtse Heuvelrug.
De chef stuurt me een tip: „Er is daar een oud gereformeerde gemeente, met nogal wat bomen eromheen. Neem je daar ook even een kijkje?”
Wat een verwoesting in Leersum. Ik klauter over bomen om dichter bij het geluid van een jankende kettingzaag te komen. Ik kan me niet heugen dat ik na een heftige storm zo veel ravage zag. Het dorp blijkt te zijn getroffen door een valwind, die over honderden meters een spoor van verwoesting trok. Duizenden bomen zijn als lucifershoutjes geknakt, auto’s zijn geplet en daken van huizen gesleurd. Gelukkig zijn er geen doden, wel raakt een tiental mensen gewond.
Struinend door Leersum spreek ik zo’n vijftien gedupeerden dan wel hulpverleners. Grethe blijft me bij. De vrouw schuifelt achter haar rollator, naast haar sjokt de hond. Een lantaarnpaal voor haar gehavende huis is geknakt. Grethe dacht dat ze het leven zou laten toen het tijdens een boswandeling „onvoorstelbaar hard” begon te waaien. Achter haar sloegen bomen tegen de vlakte. „Luguber”, noemt ze haar ervaringen. Ik sla het woord ”luguber” op in mijn achterhoofd. Kan ik gebruiken voor een kop boven het artikel.
Er hangt een sfeer van kameraadschappelijkheid in Leersum. Mijn ervaring is dat slachtoffers op rampplekken vaak best bereid zijn hun verhaal te doen. Tussen de bedrijven door stuur ik de webredactie met mijn telefoon gemaakte filmpjes van de chaos.
Ik spoed me naar het bedehuis van de oud gereformeerde gemeente. De schade valt daar mee. De koster vertelt me dat de woning van een ouderling fors is beschadigd. De volgende maandag zit ik aan tafel bij ouderling Nagtegaal en diens vrouw en dochter. Ze vertellen een indringend verhaal. De complete bovenlaag van hun dak vloog van hun woning.
Zaterdag rond de middag wordt het tijd om te gaan tikken. De reportage moet zo snel mogelijk op rd.nl. Dus maak ik mijn verhaal in Leersum. In, jawel, de Johanneskerk mag ik aan het werk achter mijn laptop.
Iets voor 14.30 uur staat de repo online. Een hele opluchting. Mijn maag rammelt ernstig. Urenlang heb ik het moeten stellen zonder koffie en wat eetbaars. Op de terugweg scoor ik een dampende bak troost met wat erbij.
Thuis scan ik het nieuws. Een collega van een landelijk dagblad is ook op repo in Leersum geweest. Waar ik dan op let? Het tijdstip waarop het artikel van die journalist online is geplaatst. Úren later dan rd.nl. Rare jongens, die journalisten.