De prangende vraag naar goed en kwaad in coronatijd
De coronacrisis: een oordeel van God over de zonde of gewoon een willekeurige pandemie die goeden en kwaden treft? De titel van het RD-eindejaarsgeschenk van John Gerstner, ”Als het goede slechte mensen treft”, is een opvallende toespeling op de geruchtmakende bestseller van Harold Kushner, ”Als ’t kwaad goede mensen treft”. Een nog steeds actuele discussie over goed en kwaad.
Precies veertig jaar geleden verscheen de publicatie van de Amerikaanse rabbijn Harold Kushner. Zijn boek prijkte lang op de bestsellerlijsten in Amerika en later ook in Nederland, waar het –als enige land in Europa– ruim twintig herdrukken kreeg.
Kushner kreeg te horen dat zijn zoontje Aäron van 3 jaar vóór zijn 15e levensjaar zou sterven aan een weinig voorkomende, ongeneeslijke ziekte, progeria, de ziekte van ”snelle veroudering”. Terwijl het tot zijn taak behoorde om mensen in hun verdriet te troosten, kwam nu de bittere vraag op hem af: Waarom worden onschuldige mensen door het kwaad getroffen? „Het was zo onredelijk geweest. Ik was altijd een goed mens geweest”, zo beschrijft hij zijn eerste reactie.
Het ging in dit geval om zo’n onschuldig kind van 3 jaar. Het bezwaar van Iwan Karamazov in de beroemde roman van de Russische schrijver Dostojevski blijft voor veel mensen de grootste hindernis om te geloven in een God van liefde: kun je op God vertrouwen in een wereld waar kinderen gemarteld worden? Als God goed is, hoe kan Hij dan toelaten dat onschuldige mensen lijden?
Rabbijn Kushner stelt dat er geen reden is om God te beschouwen als oorzaak van het lijden. Het bestaan van het kwaad zou puur toeval zijn. Het heeft volgens hem te maken met het feit dat de schepping nog niet ‘af’ is. Er zijn nog „chaotische hoekjes” waar God ook niets over te zeggen heeft. God is niet de Almachtige, Die van alles de oorzaak is, zoals kanker, of de vergassing van zes miljoen Joden. Wel regeert God over alle dingen, aldus Kushner, maar zodanig dat Hij ten volle ruimte geeft aan menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid.
Opvallend is dat Kushner in zijn boek de hele gedachte van menselijke schuld niet noemt. Dit in tegenstelling tot John Gerstner, die juist benadrukt dat mensen zondaren zijn die de eeuwige straf verdienen. Dat laatste is sowieso ondenkbaar bij Kushner. Hij heeft een optimistische visie op de mens. Het kwaad treft immers góéde mensen. Het wonder van genade ontbreekt, de vergeving van schuld. Zijn boek eindigt zelfs daarin dat wij Gód moeten vergeven en liefhebben, als we ontdekt hebben dat Hij machteloos is.
Kushner inspireerde mensen door zijn woorden dat „het leven niet rechtvaardig is”, maar dat „God, Die de tragedies nóch veroorzaakt nóch voorkomen kan, helpt door de mensen tot helpen te inspireren.” Dat past bij het huidige therapeutische godsbeeld: waar mensen liefde ervaren, kracht, levensmoed en uitzicht vinden, dáár is God. God is dan echter niet meer dan een therapeut die met mensen meehuilt, meedenkt, een medelijdende God. Maar uiteindelijk is de mens op zichzelf teruggeworpen.
-De boodschap van Gerstner, de auteur van het RD-boekje, is samengevat het wonder dat God het goede (nog) toelaat opdat mensen tot bekering zouden komen. De algemene genade is in de gereformeerde traditie niet gezien als toereikend voor de zaligheid, maar wel als de tijdsperiode waarin mensen tot bekering kunnen komen. Gerstner stelt uitdrukkelijk dat niet het lijden, maar de zonde het probleem is. En in de lijn van Jonathan Edwards, over wie hij veel schreef, verdient de zonde de eeuwige toorn van God. Hij schrijft dat niet om de mens met een pijl in zijn hart naar huis te sturen, maar om te wijzen op Christus, Die aan de deur van het hart staat en aanbiedt om binnen te komen en voor eeuwig binnen te blijven, zo eindigt hij zijn boekje: „Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.”
Actuele discussie
De mens is geneigd tot alle kwaad, is een bekende calvinistische uitdrukking. Volgens de Nederlandse auteur Rutger Bregman blijken echter veel mensen te deugen, stelt hij in zijn bestseller ”De meeste mensen deugen” (2019). Maar zijn mensen daarmee goed? Zit het kwaad in de mens of in de werkelijkheid buiten hem? Augustinus ontdekte in zijn strijd tegen het manicheïsme het eerste. Het kwaad huist in de vrije wil die bewust het kwade kiest. Maar dan is de mens wel verantwoordelijk voor het kwade, want hij kiest dat vrij, zonder dwang.
Bregman rekent af met de zogenaamde vernis-theorie, dat de beschaving slechts een vernis is dat snel afbrokkelt als de mens in een situatie komt waarin zijn werkelijke aard naar boven komt. Hij betoogt niet dat de mens van nature goed is. „Mensen zijn geen engelen. We hebben een goed been en een slecht been, de vraag is welk been we trainen.”
Andreas Kinneging heeft in zijn boek ”De onzichtbare Maat” (2020) een „archeologie van goed en kwaad” beschreven. Hij vertrekt vanuit een sterk platoons opgevat christendom. Trots is het begin van alle kwaad, aldus Kinneging. Vandaar: zonde en liefde als kenmerk van Bijbel en christendom.
Dat klinkt zoals Gerstner, al komt Kinneging niet verder dan een cultuurchristendom dat de scherpte van het kruis van de verzoening ontbeert. De strijd tegen het kwaad ligt in het beoefenen van discipline en plicht, maar deze deugdvorming geschiedt in eigen kracht. In een appendix stelt Kinneging dat er voor de historiciteit van Christus (en ook van Mozes trouwens) „geen doorslaggevend bewijs” is.
Bregman en Kinneging hebben het oog gescherpt voor wat in het (neo)calvinisme de algemene genade of gemene gratie genoemd wordt. Er is gelukkig een weerhoudende genade die het menselijk leven draaglijk maakt en de goede en bewarende krachten doet ontplooien. Er leven nog veel mensen die tot veel goede daden in staat zijn – allemaal blijken van naastenliefde, onbaatzuchtige inzet en opoffering, ook in coronatijd. Ze halen het nieuws meestal niet, maar zijn niet minder wezenlijk voor het in stand houden van het geestelijk gebinte en morele gehalte van de beschaving.