Kamer eens met simpeler kinderkorting
De Tweede Kamer steunt de vereenvoudiging die het kabinet wil aanbrengen in de belastingaftrek voor kinderen. Ook is hij het in meerderheid eens met de stelling dat de kinderbijslag niet afhankelijk moet worden gemaakt van het inkomen van de ouders.
Direct na het kerstreces debatteert de Kamer over concrete voorstellen. De aanvullende kinderkorting, de extra aanvullende kinderkorting en de extra korting van 64 euro voor gezinnen met drie of meer kinderen moeten opgaan in de algemene kinderkorting op het belastbaar inkomen. Die zal meer „glijdend” worden gemaakt: hoe hoger het inkomen, hoe minder het voordeel.
In totaal heeft het kabinet 200 miljoen euro extra beschikbaar, zodat ouders er gemiddeld op vooruit zullen gaan. Elk ouderpaar met een inkomen tot 26.000 euro krijgt met ingang van 2006 een korting van 782 euro per jaar. Vanaf die 26.000 euro begint de geleidelijke afbouw. Wie meer dan 45.000 euro verdient, krijgt niets meer. Momenteel ligt die grens nog op 60.000 euro.
Tijdens overleg over de kinderregelingen werd gisteren duidelijk dat de Kamer sympathie heeft voor het voorstel. Wel spraken PvdA, SP, GroenLinks, CU en SGP de vrees uit dat bepaalde groepen met lagere inkomens er onbedoeld op achteruitgaan, terwijl hogere inkomens profiteren. Volgens minister De Geus is dit niet zo, omdat 50 procent van het extra geld aan de lagere inkomens ten goede komt.
Omdat de belastingaftrek voor kinderen al afhankelijk is van het inkomen van de ouders, voelt het kabinet er niets voor ook de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken. Volgens minister De Geus en staatssecretaris Van Hoof (beide Sociale Zaken) gaat het bij de kinderbijslag niet om solidariteit tussen rijk en arm, maar tussen mensen met en mensen zonder kinderen.
SP en GroenLinks hebben daar problemen mee. Zij pleitten gisteren voor een veel verdergaande solidariteit tussen hogere en lagere inkomens. Daarbij legde de SP een concreet plan voor een inkomensafhankelijke kinderbijslag op tafel. Dat kon echter op weinig steun rekenen. Een grote kamermeerderheid van CDA, PvdA, VVD, ChristenUnie en SGP steunde de visie van het kabinet.
ChristenUnie en SGP vroegen het kabinet andermaal naar de mogelijkheden om te komen tot een kindgebonden budget. Al jaren maken beide partijen zich sterk voor een vast bedrag per kind, waarbij de ouders zelf kunnen beslissen of ze het aanwenden voor kinderopvang of voor iets anders. Herhaaldelijk hebben minister De Geus en staatssecretaris Wijn (Financiën) er hun sympathie voor betuigd.
CU-kamerlid Rouvoet riep beide bewindslieden op „niet alleen met de mond te belijden dat het een interessante gedachte is.” De Geus waarschuwde echter dat er voorlopig veel geld nodig blijft om via kinderopvang de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen. Evenveel geld geven aan ouders die niet van kinderopvang gebruikmaken, kost „gigantische bedragen”, zo reageerde hij op een suggestie van SGP’er Van der Vlies.
Op verzoek van Rouvoet gaat staatssecretaris Van Hoof bekijken hoe het zit met de gemiddelde kosten van gezinnen met vier of meer kinderen. Het ministerie van Sociale Zaken heeft dat niet laten berekenen, omdat verreweg de meeste gezinnen maximaal drie kinderen hebben. Overigens verwacht Van Hoof geen spectaculaire resultaten. Grote gezinnen profiteren volgens hem van „schaalvoordelen.”
Verder gaat Van Hoof uitzoeken wat andere West-Europese landen hun burgers aan kinderbijslag verstrekken. Rouvoet had daarom gevraagd naar aanleiding van enkele maanden geleden verschenen onderzoek, waaruit bleek dat Nederland weinig kindvriendelijk zou zijn. Alleen Griekenland scoorde in het onderzoek uit Nieuw-Zeeland slechter.
PvdA-kamerlid Noorman komt met een initiatiefwetsvoorstel om het voor alleenstaande ouders in de bijstand mogelijk te maken in deeltijd te werken. De overheid moet erkennen dat deze ouders tijd nodig hebben om hun kinderen op te voeden en hun daarom via belastingkortingen tegemoetkomen als ze in deeltijd gaan werken. Het wetsvoorstel kan rekenen op sympathie van in elk geval CDA en VVD.