Muziek

Dirigent Peter Eilander bij afscheid van Cantate Deo: Elke repetitie hoort een feest te zijn

De bedankbrief lag al klaar. Peter Eilander (64) was niet van plan in te gaan op het verzoek om dirigent van Cantate Deo te worden. Maar de vraag van een orgelleerling bracht hem op andere gedachten. Eenenveertig jaar later, kort voor zijn afscheidsconcert op 11 december in de Amersfoortse Sint-Joriskerk, blikt de musicus dankbaar terug op zijn tijd bij het gemengde koor.

10 December 2021 11:37
Peter Eilander zorgde de afgelopen veertig jaar dat hij geen verplichtingen op donderdag had, zodat hij zich goed kon voorbereiden op de repetities met Cantate Deo. „De koorleden houden van uitdaging.” beeld Leonard Walpot​
Peter Eilander zorgde de afgelopen veertig jaar dat hij geen verplichtingen op donderdag had, zodat hij zich goed kon voorbereiden op de repetities met Cantate Deo. „De koorleden houden van uitdaging.” beeld Leonard Walpot​

Niet het regelen van autorijlessen, maar zich aanmelden als lid van mannenkoor De Lofzang in Heerde was Peter Eilanders eerste daad toen hij 18 werd. Het tekent zijn passie voor koorzang. „Vanaf mijn veertiende begeleidde ik mannenkoor Looft den Heere in mijn geboorteplaats Vaassen. Met mijn ouders ging ik vaak naar concerten van De Lofzang, waar Klaas Jan Mulder op de bok stond. Hij wist met minimale bewegingen het maximale uit zangers te halen. Mannenkoren kunnen soms zo statisch als een brok beton klinken. Bij Mulder was er altijd souplesse en een veelheid aan kleuren en dynamische schakeringen. Hij kon een eenvoudig lied zo laten zingen dat je er kippenvel van kreeg.”

Eilander studeerde hoofdvak orgel en bijvak piano aan het conservatorium in Zwolle. Het verraste hem dat hij op zijn 23e een brief van Cantate Deo uit Amersfoort kreeg met de vraag of hij dirigent van dit gezelschap wilde worden. „Ik was weg van mannenkoren, maar had weinig met gemengde koren. Daarnaast zag ik het niet zitten om dirigent te worden. Ik had er ook geen opleiding voor. Toch deed ik mijn bedankbrief niet direct op de post. Een leerling vroeg mij in die tijd of ik er weleens aan dacht om iets met koren te gaan doen. Ik vertelde hem over de vraag van Cantate Deo en deelde mijn bezwaren. Hij spiegelde mij voor dat ik dit koor zou kunnen uitbouwen en misschien uitvoeringen in de Sint-Joriskerk in Amersfoort kon geven.” Lachend: „Achteraf bleek dat zijn broer, Evert te Kulve, in het bestuur van Cantate Deo zat.”

Cantate Deo telde destijds zo’n 35 leden en zong voornamelijk in de Amersfoortse Adventskerk. Eilander besloot toch in gesprek met het koor te gaan. „Het bestuur bleek ambitieus, wilde het koor uitbouwen, zangavonden organiseren en concerten in grotere kerken gaan geven en had graag dat ik hierin meedacht. Ik ben die uitdaging aangegaan. Naast mijn dirigentschap was ik al die jaren lid van de muziekcommissie.”

Na zijn benoeming bij Cantate Deo volgde Eilander de nodige directiecursussen bij de Koninklijke Christelijke Zangersbond. Het koor groeide flink onder zijn leiding, tot zo’n 150 leden, en kreeg landelijke bekendheid. Sinds enkele jaren schommelt het ledenaantal rond de tachtig zangers. Cantate Deo zingt psalmen, geestelijke liederen en negrospirituals, vaak in een bewerking van Eilander. Daarnaast staan er regelmatig klassieke koorwerken op het repertoire, zoals ”Bethlehem” van Maunder, de ”Crucifixion” van Stainer en delen uit een Bachcantate.

Eilander stond de afgelopen decennia ook voor andere koren. Na het afscheidsconcert met Cantate Deo, zaterdag 11 december in de Amersfoortse Sint-Joriskerk, blijft hij dirigent van de mannenkoren Door Eendracht Verbonden in Werkendam en Oefening Baart Kunst in Elburg.

U zong jarenlang bij Klaas Jan Mulder. Wat nam u van hem over?

„Mulder zat tijdens repetities achter de piano. Als bijvoorbeeld de tweede tenoren hun partij studeerden, speelde hij nooit droog alleen hun partij, maar legde hij de andere stemmen er ietsje zachter omheen. Hij had graag dat de andere stemmen zachtjes meededen. Zangers leren zo hun eigen partij uit het stemmenweefsel op te pakken. Die inbedding van een partij in de harmonie heb ik van Mulder overgenomen.”

Welke taak heeft een dirigent?

„Hij moet goed beslagen ten ijs op de repetities komen én zijn goede humeur meenemen. Elke repetitie hoort een feest te zijn, want voor koorleden is het hun wekelijkse avondje uit. Ik weet precies wat ik wil doen tijdens een repetitie, maar de volgorde van de stukken staat nooit van tevoren vast. Geen avond is hetzelfde. Je moet koorleden goed kunnen peilen. Ooit werkten we lang aan ”Mirjams Siegesgesang” van Schubert. Ik merkte dat de vermoeidheid toesloeg en ben daarom met mijn bewerking van Psalm 97 verdergegaan. Na het zingen van dit werk was het elan terug. Overigens houd ik er niet van om een interpretatie vooraf volledig dicht te timmeren. Er moet ruimte blijven voor spontane ingevingen tijdens een concert.”

Een dirigent moet soms eigenwijs zijn, zei u ooit.

„Als je ergens van overtuigd bent, moet je niet te snel opgeven. Ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van het koor wilde ik graag de ”Messe Solennelle” van Louis Vierne uitvoeren en daarvoor de Parijse organisten Daniel Roth en Sophie-Véronique Cauchefer-Choplin uitnodigen. Daarvoor waren in de kerk twee podia nodig. Het duurde even voordat iedereen met mijn plan instemde. De ”Messe Solennelle” bleek ook een pittig werk te zijn, dat veel doorzettingsvermogen vereiste. De manier waarop Vierne chromatiek, halve toonafstanden, gebruikt, maakt dit stuk lastig voor zangers.”

Wat moet een dirigent nooit doen?

„Op het koor mopperen als een generale repetitie niet lekker loopt. Ga daarentegen bij jezelf te rade, want misschien ben je onvoldoende duidelijk geweest of heb je niet goed ingeschat wat er nodig was om een werk goed in de vingers te krijgen. Deel nooit een sneer uit aan meewerkende musici in het bijzijn van koorleden, maar bespreek onder vier ogen wat je graag anders ziet.”

Cantate Deo en u hielden het veertig jaar met elkaar uit.

„Het komt weinig voor dat een dirigent zo lang aan een koor is verbonden. De goede klik komt mede doordat het om de muziek met haar rijke inhoud ging en niet om het ego van een dirigent of van bestuursleden. Natuurlijk verliep de samenwerking niet altijd even soepel, maar we wisten dan op een constructieve manier de lucht te klaren. Ik ben dankbaar voor het vertrouwen dat het koor mij gaf. Daardoor kon ik in muzikaal opzicht ver gaan.”

U bedoelt dat u lang kon blijven schaven aan de klank?

„Gelukkig houden de leden van Cantate Deo van uitdaging. Ze pakken hun partij meestal snel op. Daardoor kon ik veel tijd aan details besteden. Het fijne van amateurs, zowel orgelleerlingen als zangers, is dat ze zo enthousiast zijn. Daar krijg ik energie van.”

Dirigent Pieter Stolk schreef ooit dat u Cantate Deo mooi nuancerend liet zingen. Vaak met allure, soms in een uiterste devotie, steeds de tekst voor ogen hebbende. De spijker op z’n kop?

„Tekstuitbeelding is belangrijk, maar ik houd niet van overdrijving. Zo druk je devotie niet alleen uit door zacht te zingen. Met een diversiteit aan klankkleuren bereik je ook veel. Beseffen koorleden wat ze zingen? We studeerden ooit mijn bewerking over Psalm 89 in: ”’k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên”. Het klonk loepzuiver. Toch zei ik tegen het koor: „Volgens mij geloven jullie niet wat jullie zingen.” Ik miste de overtuiging, terwijl het woord ”zal” zekerheid weerspiegelt. De koorleden zongen hierna met meer intensiteit en beleving.”

Cantate Deo betekent ”Zingt voor God”. Hoe hebt u daar inhoud aan gegeven?

„Door mijn werk in afhankelijkheid van God te doen, want ik heb niet alle wijsheid in pacht. Soms gebeurt er iets extra’s tijdens een repetitie of een uitvoering. Die inspiratie ontvang je.”

U schreef veel voor Cantate Deo. Wat stond u daarbij voor ogen?

„Ik bewerkte niet alleen psalmen en bekende geestelijke liederen, maar ook diverse negrospirituals. Onder andere ”Were you there when they crucified my Lord?” – Was u erbij toen ze mijn Heere kruisigden? Een lied dat slechts drie vragen telt. Maar als je op je in laat werken wat er op Golgotha is gebeurd, dan val je stil. Die gevoelswereld probeer ik te vangen. Bij het verklanken van de inhoud van teksten houd ik ervan ook gewaagde harmonieën te gebruiken. En chromatiek, veel halve toonafstanden. Sommigen zullen misschien vinden dat ik te orgelmatig voor koor schrijf.”

Doet u dingen anders dan veertig jaar geleden?

„Het duurt een tijdje voordat je doorhebt wat wel en niet werkt. Zo was Klaas Jan Mulder voortdurend bezig om de uitspraak van de scherpe klinkers af te romen. Dat leverde een prachtige donkerbruine sound op. Ik ging op dezelfde manier aan de slag, maar merkte dat die aanpak niet verstandig is bij een gemengd koor, omdat daarmee te veel helderheid verloren gaat.”

U ging diverse keren naar het buitenland met Cantate Deo. Welke impact hadden die reizen op het koor?

„Het werkt samenbindend en draagt bij aan een goede sfeer. Dat laatste is onontbeerlijk om op een constructieve manier met elkaar te kunnen repeteren. Ik heb genoten van de gezelligheid bij Cantate Deo. We hebben niet alleen hard gewerkt, maar ook veel gelachen met elkaar. Ik ga dat echt missen.”

Welke twee klassieke koorwerken zou u graag nog eens uitvoeren?

„”Psalm 42” van Mendelssohn. Alleen al vanwege het sonore begin van de alten die verklanken hoe het hert naar water smacht. Als tweede ”Mirjams Siegesgesang” van Schubert. Een intrigerend en pittig werk. Uitbundig beeldt Schubert hierin de vreugde van de Israëlieten uit na hun doorgang door de Rode Zee. De passage over de dode Egyptenaren klinkt daarentegen introvert en huiveringwekkend.”

Wat staat er tijdens uw afscheidsconcert op de rol?

„Vanwege corona hebben we het programma moeten uitdunnen. We konden lang niet repeteren. Het lukt dan niet om in een paar weken ”Psalm 42” van Mendelssohn goed in de vingers te krijgen. Het concert biedt een doorsnee van het koorrepertoire uit de afgelopen veertig jaar. We zingen onder andere ”Laat het stil zijn in Uw nacht” van Pieter Stolk, ”Psalm 89” van mijn hand, ”Hoe zal ik U ontvangen” van Piet Zwart en de ”Kerstcantate” van Geert Gringhuis.”

Nooit overwogen om door te gaan?

„Nee, ik heb zes jaar geleden al in een gesprek met de voorzitter aangekaart dat ik in 2020 wilde stoppen. Door corona vindt het afscheidsconcert pas morgen plaats. Ik voel mij gelukkig nog niet versleten, maar vergeet niet dat het veel energie kost om het bereikte niveau van Cantate Deo vast te houden en de leden voldoende uitdaging te blijven bieden. Daarnaast heb ik gezien dat dirigenten en organisten soms te lang op hun post blijven. Uiteindelijk vertrekken ze min of meer gedwongen, wat de nodige frustratie oplevert. Zoiets wil je toch niet?”

Uw opvolger staat klaar?

„Mark Brandwijk, een muzikale twintiger, volgt mij op. Ik was 23 toen ik bij Cantate Deo begon. Het is ontzettend leuk dat het koor opnieuw jong talent een kans geeft.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer