Hij bestreed bezwaren van socialisten en groenen, die menen dat landen hiermee tegen elkaar worden uitgespeeld om hun eisen steeds verder te verlagen. In het voorstel geldt dat voor sommige dienstverleners de regels gelden van het land van oorsprong, niet van vestiging.

Brinkhorst zei de parlementariërs dat „we die bezwaren moeten verhelpen, niet ons erbij neerleggen. Ik geloof dat we meer te winnen hebben dan te verliezen, uiteraard met de nodige aanpassingen. Europa wordt er veel dynamischer door."

De minister drong aan op spoedige behandeling van het voorstel. „Ruim tweederde van de werknemers zit in de dienstverlening. En elke dag wordt Europa hiermee minder concurrerend."

Europarlementariër Van den Burg (PvdA) wees Brinkhorst erop dat bij het vrije verkeer van goederen geen ’land van oorsprong’–beginsel geldt. Volgens haar zou dat er anders waarschijnlijk ook niet gekomen zijn in 1992. „U moet niet steeds doen of de bezwaren alleen maar uit angst voortkomen. Het zijn echt juridische en uitvoeringsproblemen!"

VVD–europarlementariër Manders is wel krachtig pleitbezorger voor het vrije verkeer van dienstverleners. „De vrije markt is nu vooral gunstig voor de multinationals. Door dit voorstel komen ook de middelgrote en kleine bedrijven aan de beurt. Een uitgelezen kans voor Nederlanders met hun koopmansgeest", zei Manders. Met zekere basisgaranties ziet hij geen wedloop in steeds lagere eisen: „Laat die tandarts uit Polen zich maar in Nederland werken op basis van Poolse eisen: als die niet goed werkt, straft de consument hem wel af."

Donderdag demonstreerden enkele duizenden werknemers in Brussel tegen de zogeheten Bolkesteinrichtlijn. De Europese ministers van Economische Zaken bleken onlangs verdeeld over het ’land van oorsprong’–beginsel. „Heel jammer", oordeelde Brinkhorst.