Discussie godslastering moet principiëler
Reformatorischen hebben vaak heel principiële beslissingen genomen en er vervolgens liberaal op los geleefd. En zo hebben we de liberalen en nu dan ook de moslims misleid, stelt dr. C. A. Tukker
in reactie op het debat over de vrijheid van meningsuiting. Ons gereformeerde volkje is de eeuwen door een stil volk geweest, een volk van „de nachtschuit”, zoals Abraham Kuyper het typeerde. Niet een volk met de mond vooraan. Hard werken en zwijgen. Behoorlijk verdienen en zwijgen. Eventueel dulden, zelfs lijden en zwijgen. Een van de oorzaken waarom er zo weinig mannen van de Puttense razzia zijn weergekeerd, is naar verluidt dat zij zich ook in Duitsland ’doodgewerkt’ hebben! Hard werken en zwijgen. Dat is gereformeerd, dat is reformatorisch.
Er is veel dat in zo’n karakteristieke houding aantrekt en tot de verbeelding spreekt. Niet voor niets is het recht tot opstand in ons vaderland onder de Europese landen ongeveer het laatst tot volle bloei gekomen. Dat had natuurlijk te maken met de overmacht van Rome, dat altijd als een macht áchter de machten verdacht was. Het had ook te maken met wat wijlen ds. G. Boer mild noemde een niet of onvoldoende verstaan van de tijden en haar tekenen (bijvoorbeeld in de Tweede Wereldoorlog, toen helaas veel mensen uit onze reformatorische kringen aan de ’verkeerde kant’ stonden).
Hoe dan ook, een feit is dat met uitzondering van broeder Van der Vlies niemand in de Tweede Kamer het opnam voor minister Donner en het bewaren van het gebod van godslastering binnen de Grondwet. En dat niemand Donner, telg uit een bloeiende gereformeerde rechtersfamilie en bloeiend regentengeslacht, verdedigde tegen de laaghartige aanslag van een stel advocaten die hem via een kort geding het zwijgen wilden opleggen. Terwijl hij toch uitdrukkelijk had verklaard dat het hem niet ging om de uitbanning van de vrije meningsuiting, maar om stuur en richting te geven aan die vrije meningsuiting.
Schuld
Wij kunnen natuurlijk alle schuld voor deze situatie leggen bij de VVD, maar is dat eerlijk? Met meer gevoel dan kennis hebben de liberalen heimelijk én publiekelijk de reformatorischen gesteund in hun principes van een zondag met winkels dicht, een huwelijk tussen man en vrouw, godsdiensten naast elkaar, vrijheid in de zorgsector, openheid en beslotenheid in het onderwijs, enzovoort.
Reformatorischen hebben vaak heel principiële beslissingen genomen en er vervolgens liberaal op los geleefd. En zo hebben we de liberalen en nu dan ook de moslims misleid. Thans zijn we zover dat de liberalen hun liberale beslissingen nemen (bijvoorbeeld inzake het winkelen op zondag, homofilie) en zich weinig van ons aantrekken.
Jaren geleden reeds werd in sommige theologenkringen de vraag gesteld of de Hebreeuwse God El en de Arabische god Allah niet in de grond dezelfde zijn, mede op taalargumenten. Dat bleek een niet te verdedigen stelling: Allah vertoonde zowel bij de schepping als in de eindtijd en ook daartussenin heel veel verschillen met de oudtestamentische god El. Maar het kwaad was geschied: er ontstond een theologia religionum, een theologie van de godsdiensten, waarvan de kleur bij nadere beschouwing verdacht veel weg had van een nacht, waarin alle katten grauw zijn.
Maar dit is geen eenheid. De door ons bedoelde eenheid is dat God één is (het probleem van de Drie-eenheid) en dat die eenheid vlees en bloed wordt in Jezus Christus. Van Luther kunnen we leren dat God in Zijn eenheid alleen te kennen en te volgen is in Jezus Christus. Die boodschap is ook voor de moslims bestemd. Zo alleen kunnen zij echt mens zijn, ook in Nederland. Bij nader onderzoek zullen er zo in de christenwereld en in de moslimwereld en vooral ook in de joodse wereld tal van begrippen blijken te zijn, die een nieuw licht werpen op de eenheid van mensen in het licht van de eenheid van God, als ze tenminste diepgaand bestudeerd worden.
Jeugd
Op 10 november verklaarde minister Van der Hoeven van Onderwijs voor de media dat ze niet begreep hoe onze schoolgaande jeugd zich zo begaf in en belangstelling had voor extremiteiten. Zou het kunnen zijn dat de jongeren de begrippen waar het op aankomt in een menselijk leven en in sterven, niet op juiste waarde weten te schatten? In het boek ”Bronnen bij de Belijdenis” heb ik herhaaldelijk als nood van onze tijd laten uitkomen dat er ter zake van principiële onderwerpen een behoorlijke kennislacune onder het volk heerst.
Met minister Van der Hoeven zou ik die nood niet willen verbinden met een bepaalde leeftijd. Vraag jonge mensen waarom ze zo schuchter zijn op bepaalde punten, en je krijgt met name in de moslimwereld te horen dat ouders en grootouders zo handelden en wandelden, zonder veel geestelijke doordenking, maar wel als een voorbeeld voor de jeugd dat navolging verdient. Is het een wonder dat jonge mensen deze taal van toekomst en hoop niet langer ’pikken’ en bewust er afstand van nemen? Beter zonder moskee dan met een slechte. Beter zonder dogmatiek dan met een die niets oplost.
We komen er zonder kritische zelfbeschouwing niet achter wat we beginnen met de Marokkanen, Turken en anderen in ons midden.
Godslastering
De meerderheid van onze regering wil dat het laatste restje christelijke beschaving uit ons burgerlijk wetboek zal verdwijnen. Als ik het goed begrijp, versta ik wel waarom minister Donner dit niet wil. Hij wil niet schrappen, maar aanscherpen. Hij wil juist nú het laatste restje christelijkheid niet kwijt. Inmiddels staat het te bezien of je dit op die manier bereikt. Israël had ons kunnen leren dat er een verschil bestaat en ook moet bestaan tussen kerk en staat, troon en altaar. Je moet de staat niet voor alles laten opdraaien.
Buber heeft in zijn ”Verdeutschung” bij Exodus 20 heel duidelijk laten uitkomen dat de eer van God alleen aan de God van Israël toekomt en niet aan de goden van rondom Israël. Zij zijn afgoden, en dat klinkt heel hard. Alleen door vergelijking kun je tot zo’n oordeel komen als iets rechtvaardigs.
Ik denk dat dit punt in de discussie over het befaamde en gewraakte wetsartikel heel sterk moet meewegen. Immers, het gesprek loopt over het niet (nodeloos) smaden van iemands god en religieuze gevoelens. Dan ga je dus van heel andere beginselen uit. Zou het niet wijs zijn om de discussie deze kant heen te buigen? Dan zijn de reformatorischen dicht bij huis en dan hebben de joden en de moslims niet het gevoel dat ze bij de neus genomen worden.
Valt er dan niets te zeggen over het smaden en kwetsen? Jazeker. Wie zo leeft, gaat ook op dit punt uit van de eenheid van God en voorkomt benadering van het religieuze als een zaak van de buitenkant, hoe goed hij of zij een en ander ook bedoelt.
voetnoot (u17(De auteur is emeritus predikant en oud-hoogleraar kerkgeschiedenis.