Theo Boer op synode PKN: Belofte is ultiem argument tegen zelfgekozen dood
Een heroriëntatie op de christelijke hoop, daarin ligt voor de christelijke kerk de opdracht in een context van ziekte en verval. Dat zei prof. dr. Theo Boer donderdag in een lezing over euthanasie tijdens de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN).
De landelijke ervaring komt donderdag en vrijdag bijeen in een gebouw van de Utrechtse Jaarbeurs. Deze locatie biedt voldoende ruimte om, in verband met de coronaregels, de onderlinge 1,5 afstand in acht te nemen.
Prof. Boer, hoogleraar ethiek van de gezondheidszorg aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU), hield donderdagochtend een lezing over ”Eind goed – een protestantse kijk op euthanasie”. Hij hield „geen pleidooi om euthanasie terug te draaien. Euthanasie is een politieke realiteit en voor democratisch gekozen besluiten moeten we ook als kerk respect hebben.”
Ethisch gezien kan, stelt Boer, „euthanasie een aanvaardbare noodoplossing zijn. Maar wel een noodoplossing, dus blijft het van belang om als christenen te blijven zoeken naar andere manieren om waardig of waardiger te sterven, blijft het van belang om te zoeken naar bronnen van normativiteit, kracht en troost.”
Minder urgent
Boer stond stil bij de rol van protestantse christenen in het Nederlandse euthanasiedebat sinds de jaren zestig. Zo wees hij op een euthanasierapport dat de hervormde synode in 1972 uitbracht „met opvallende openheid voor euthanasie.” Hij noemde ook de theoloog prof. dr. Harry Kuitert die met drie „meeslepende boeken” zowel kerkleden als niet-kerkleden tot „begrip voor euthanasie” wist te bewegen.
Later realiseerden „velen zich in de kerken dat euthanasie medisch gesproken steeds minder urgent werd.” Hij wees op de bestrijding van pijn, misselijkheid, benauwdheid en angst die sinds de jaren negentig „een overtuigende vlucht” nam. „Als er één periode in de geschiedenis bestaat waarin euthanasie minder nodig is om ons een vreselijk overlijden voor te zijn, dan is het nu.”
Christelijke hoop
Boer ziet de opdracht van de christelijke kerk in de context van ziekte en verval vooral in „een heroriëntatie op de christelijke hoop.” Hij noemde 2 Korinthe 4:16 „een van de mooiste Bijbelteksten in dit verband”, geschreven als bekend is dat Paulus lijdt onder het verval van zijn lichaam als gevolg van een of meer ernstige medische aandoeningen. „„Daarom verliezen wij de moed niet”, schrijft hij, „maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd.”
De hoogleraar noemde deze woorden „een geloofsuitspraak, een oproep aan volgelingen van Jezus om met Gods hulp weerwerk te bieden aan verdriet over het verlies van vermogens, over onrecht ons aangedaan en poetsen ons gebakken.” ”Eind goed” duidt, aldus Boer, voor gelovigen „vooral op de eeuwige schuilplaats die zij vinden bij God. Voor Paulus is het vooruitzicht van eeuwig leven een krachtbron om het vol te houden.”
Belofte
Over het gebod ”Gij zult niet doden” zei de hoogleraar dat dit ook altijd is uitgelegd als betrekking hebbend op zelfdoding. „Maar vandaag wil ik een andere vraag stellen: niet of euthanasie mag of niet, maar of het bij ons als christenen past.” Met een verwijzing naar Karl Barth en Dietrich Bonhoeffer noemde hij de geboden in theologische taal „een toezegging van genade. ”Gij zult niet doden” betekent ook ”U zult niet meer willen doden; u zult er geen aanleiding meer toe hebben. Het ultieme argument tegen een zelfgekozen dood is uiteindelijk dan ook geen gebod maar een belofte.”
In Nederland blijft actieve levensbeëindiging intussen terrein winnen, signaleerde Boer. „Zolang wij nog steeds aan het verkennen zijn welk verborgen potentieel de Euthanasiewet ook nu nog biedt, is euthanasie in Nederland behalve een verworvenheid ook vooral een reden tot zorg.”
Nog even langer volhouden
Preses ds. M. C. Batenburg vroeg de synodeleden in kleine groepjes op de lezing te reflecteren. Daarna kreeg prof. Boer enkele vragen voorgelegd. Ds. M. Krooneman (Noordhorn) ging in op de term stervenskunst, waar Calvijn en nadere reformatoren over gesproken hebben. „Wat kunnen wij nog daarvan leren?” Prof. Boer: „Als je weet dat het daarna doorgaat, kun je het hier nog even langer volhouden. Zo sta ik er ook in.”
Ds. D. C. Groenendijk (Zuid-Beijerland) vroeg: Wanneer is je leven voltooid? Hij wees op zijn 94-jarige moeder die „van alles mankeert, perspectief is er eigenlijk nauwelijks nog. Je probeert het leven zo aangenaam mogelijk voor moeder te maken, met de familie. Dat is onze taak. Daar moeten we op hameren.” Toen hij met zijn moeder over ”voltooid leven” sprak, zei ze: „Mijn leven is pas voltooid als de Heere God mij roept.” „Ik vind dat we dat ook als kerk moeten benadrukken”, zei ds. Groenendijk. „Weest u maar trots op uw moeder”, reageerde prof. Boer.
Financieel beleid
De synode boog zich ook over het jaarverslag van het Generaal College Behandeling Beheerszaken (GCBB). Dit heeft sinds 2018 de taak er zorg voor te dragen dat het financieel beleid van gemeenten en diaconieën voldoet aan minimale eisen. Om „beter en efficiënter” toezicht te houden, is een Financieel Rapportage en Informatie Systeem (FRIS) ontwikkeld waarvan gemeenten gebruik dienen te maken.
Voorzitter W. Oosterom van het GCBB gaf aan dat dit inmiddels in vrijwel alle gemeenten gebeurt. Ouderling L. van Doeselaar (Hazerswoude-Dorp) vroeg aandacht voor kleine gemeenten die FRIS ingewikkeld vinden. Hij pleitte voor „een pool van vrijwilligers” die deze gemeenten kan helpen, „zonder dat het enorme uurlonen gaat kosten.”
Diaken W. de Boer (Dokkum) drong erop aan om „snel” hulp te bieden aan kleine diaconieën. „Het is een groot probleem in Friesland. Er zijn gemeenten die met twee diakenen werken en dit allemaal moeten doen.” Hij deed een beroep op het GCBB om het FRIS te vereenvoudigen.
Van de 1500 gemeenten hebben er blijkens het GCBB-jaarverslag circa 150 extra aandacht nodig. Het GCBB gaat met hen onder meer in gesprek over het opstellen van een meerjarenbegroting, zei Oosterom. Doel is samen met de gemeente vooruit te kijken en haar een spiegel voor te houden. „Als je ziet dat over vier jaar het derde kerkgebouw niet meer betaald kan worden, kun je daar beter nu discussie over voeren dan dat je dat om vijf voor twaalf gaat doen.”
In 2 procent van de gemeenten is er sprake van „verscherpt toezicht”, bijvoorbeeld als een situatie dreigt waarin een gemeente op termijn niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. Oosterom: „Liever voorkomen we dat door eerder de discussie aan te gaan. Verscherpt toezicht willen we eigenlijk vermijden.”