Slob: Geen sprake van censuur op schoolboeken
Minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs heeft „geen aanwijzingen” dat educatieve uitgevers op verzoek van orthodoxe scholen verplichte onderwijsdoelen weglaten uit schoolboeken.
Dat schrijft de bewindsman in antwoord op schriftelijke vragen van VVD-Kamerlid Paul. Die voelde Slob aan de tand naar aanleiding van een publicatie in NRC Handelsblad onder de titel: „Schoolboeken zonder bloot, dino’s en ‘decadente’ cultuur, s.v.p.” Kern van het artikel was dat makers van onderwijsmaterialen thema’s mijden die gevoelig liggen bij reformatorische scholen, zoals carnaval en dinosaurussen en bloot. De krant sprak over „censuur.”
Slob schrijft dat uitgevers wel rekening houden met de wensen van hun afnemers. Maar er zijn hem „geen voorbeelden bekend van richtlijnen om bepaalde onderwerpen, zoals de evolutieleer, niet aan de orde te laten komen.” Overigens heeft de ombudsman van NRC Handelsblad uitgesproken dat de vermeende „censuur” door reformatorische scholen „veel te zwaar” was aangezet.
De bewindsman stelt dat de vrijheid van onderwijs, de autonomie van scholen en de professionele ruimte van leraren „fundamentele uitgangspunten van het Nederlandse onderwijs(-beleid)” zijn. „Daarom is de rijksoverheid zeer terughoudend ten aanzien van de inhoud, de keuze en het gebruik van leermiddelen.” Slob wijst erop dat de Onderwijsinspectie de schoolbesturen wel kan aanspreken als zij bepaalde verplichte inhouden in het onderwijs niet aanbieden.
Volgens de minister moeten alle onderwijsdoelen in het onderwijs aan de orde komen. Maar dat wil niet zeggen dat in elke methode alle doelen een plek moeten krijgen. „Zo is het bijvoorbeeld niet direct noodzakelijk om in een taalmethode aandacht te besteden aan de evolutietheorie of in een wiskundemethode aan seksuele diversiteit.” Wel vindt Slob het wenselijk dat bij het gebruik van voorbeelden „stereotypen worden vermeden.”
Om het gebruik van stereotypen te voorkomen stimuleert Slob structurele gesprekken tussen aanbieders en ontwikkelaars (uitgevers en auteurs) en afnemers en gebruikers (scholen en leraren) van leermiddelen. Daarbij gaat het ook over „de manier waarop leerlingen een realistisch en breed van de maatschappij voorgespiegeld krijgen.” De bewindsman zal erop toezien dat deze dialoog op „een constructieve manier wordt voorgezet.”