Gevolgd door een systeem dat gezichten herkent
Steeds vaker wordt gezichtsherkenning gebruikt in de openbare ruimte. Vergelijkingen met de vergaande overheidscontrole in China liggen voor de hand. Hoe dichtbij is een dystopische toekomst?
Georgy Malets heeft de anti-Kremlinbetoging uiteindelijk niet bereikt. De Russische fotoblogger wil eind januari zijn steun betuigen aan de gevangengenomen oppositieleider Alexej Navalni, maar, zo schreef persbureau Reuters in februari dit jaar, technologie gooide roet in het eten. Malets werd onderweg herkend, ingerekend en in hechtenis genomen. Met dank aan gezichtsherkenningstechnologie in de Moskouse metro.
Vorige maand haalt dezelfde metro opnieuw het nieuws. Als eerste land ter wereld introduceerde Rusland een gemakkelijk betaalsysteem voor reizigers. Zij pendelen in het vervolg zonder fysiek te betalen tussen Boetovskaja en Sokolnitsjeskaja. Wederom met dank aan gezichtsherkenning.
Rusland is niet het enige land dat steeds meer gebruikmaakt van gezichtsherkenningstechnologie. Al jaren houden vele tienduizenden grote en kleine camera’s in China het doen en laten van burgers in de gaten. En te midden van de Schotse heuvels kunnen leerlingen van een scholengroep sinds kort hun lunches afrekenen door even in een camera te blikken. Tussen neus en lippen door afrekenen is sneller, is het argument. En hygiënischer ook. Maar privacydeskundigen maken zich zorgen. Want jong geleerd is oud gedaan. Bovendien verlaagt zo’n alledaagse toepassing de drempel naar biometrische surveillance, terwijl over gezichtsherkenning nog lang niet het laatste woord is gezegd.
Gezichtsherkenning mag dan omstreden zijn, de technologie wordt steeds meer gemeengoed. Oók in Nederland, waar Limburgse feestgangers afgelopen zomer lange wachtrijen op festivals konden passeren door even in een camera te kijken. Ongeveer een derde van de bezoekers koos voor de snelle optie, liet een organisator vorige week aan NRC weten.
En dan was er onlangs nog de ophef rond de zelfscanners bij de Albert Heijn. Nadat een klant op Twitter vragen stelde over de camera aan de voorkant van de scanner regende het commentaar op het sociale medium en vroeg de Partij voor de Dieren (PvdD) minister Dekker van Rechtsbescherming om tekst en uitleg. Want de camera’s zouden volgens de leverancier kunnen worden gebruikt om automatisch klanten te identificeren. En dat is volgens de PvdD linke soep.
De soep bleek uiteindelijk niet zo heet te worden gegeten, maar bezorgde burgers zien in de aanwezigheid van de camera’s de voortekenen van een dystopische, naargeestige samenleving met gezichtsherkenning als een middel om de bevolking in toom te houden. Moeten we ons voorbereiden op Russische of Chinese toestanden?
Niet waardevrij
Zo’n vaart zal het niet lopen, denkt emeritus hoogleraar Raymond Veldhuis, die zich aan de Universiteit Twente jarenlang specialiseerde in biometrie en gezichtsherkenning. „In China speelt de overheid een heel andere rol dan in Nederland.”
Tegelijkertijd valt er van China en Rusland veel te leren over de toepassing van gezichtsherkenning, stelt Jeroen van Rest. De onderzoeker bij TNO was eerder betrokken bij de inzet van gezichtsherkenning in Nederland en vindt het „verstandig” om over de grenzen heen te kijken naar de suggesties en de lessen die daar worden geleerd. „Maar ik zou er voor willen pleiten om dan ook écht te kijken en open vragen te stellen. Een verwijzing naar China wordt te gemakkelijk gemaakt. Door de afstand, taal, culturele verschillen en politieke verharding is het enorm lastig om een scherp en nauwkeurig beeld te krijgen van wat er in dat land gebeurt.”
Van Rest wil de voordelen van gezichtsherkenning niet ontkennen. Op het gebied van identiteitsmanagement, waarbij wordt gecontroleerd of de houder van een paspoort ook de daadwerkelijke eigenaar is, ziet hij grote kansen.
„Maar”, benadrukt Van Rest, „technologie is niet waardevrij.” Burgers nemen volgens hem te gemakkelijk aan dat er al is nagedacht over de waarden achter technologie of denken daar te weinig over na. „Dat is bedreigend. Het lijkt me onvermijdelijk dat we gaandeweg geconfronteerd zullen worden met suggesties voor toepassingen waarvan we bij nader inzien zullen concluderen dat die onwenselijk zijn.”
Veldhuis, die ook na zijn pensioen nog onderzoek naar privacy doet aan de Universiteit Twente, is bezorgd dat gezichtsherkenning zal worden gebruikt om burgers te volgen in de publieke ruimte en op internet – waar ze zich vooral blootgeven op sociale media. „Doordat ze foto’s van zichzelf en anderen delen, inclusief hun locaties en activiteiten, wordt het mogelijk om grote hoeveelheden gegevens over personen te verzamelen en te combineren tot een profiel. Het is niet alleen de vraag of zo’n profiel correct is, maar ook of je wilt dat zo’n profiel, correct of niet, wordt gebruikt tijdens de selectie bij een sollicitatie of bij het afsluiten van een verzekering. Dat soort praktijken mogen dan misschien strijdig zijn met wet- en regelgeving, ze zijn moeilijk aantoonbaar en niet uit te sluiten.”
Alternatieven
Om dat te voorkomen, zouden politici, wetenschappers en bedrijven in Nederland zich vooral moeten richten op het verantwoord toepassen van gezichtsherkenning in situaties waarin de technologie een probleem kan oplossen, denkt Veldhuis. „Dat betekent: zorgen voor goede regulering, gebruik binnen de grenzen van de wet, en voorlichting en toestemming van gebruikers. Én voor alternatieven.”
Voor gebruik van gezichtsherkenning bij toegangscontrole is altijd instemming van de gebruiker vereist, legt de hoogleraar uit. „En er moet een alternatief zijn voor gebruikers die geen gezichtsherkenning willen gebruiken. Bij opsporing door de politie moet het gebruik van gezichtsherkenning ook juridisch zijn afgedekt. Het willekeurig volgen van burgers is onwenselijk en in strijd met de Europese privacywetgeving. Volgens de AVG moeten beslissingen bovendien uitlegbaar zijn én hoort de eindverantwoordelijkheid bij een mens te liggen.”
Foute conclusies op basis van gezichtsherkenning zijn volgens Veldhuis „helaas” nooit helemaal uit te sluiten, al geldt dat ook voor gezichtsherkenning die niet door systemen plaatsvindt. „Maar het is belangrijk dat burgers onderscheid kunnen maken tussen wenselijk en onwenselijk gebruik. Daarvoor is goede voorlichting belangrijk.”
Bij het interpreteren van de wet moet er rekening worden gehouden met actuele inzichten over het middel gezichtsherkenning én actuele inzichten in het probleem dat ermee wordt opgelost, stelt TNO-onderzoeker Van Rest. „Rond 2010 werd gezichtsherkenning toegepast om een aantal hardnekkige hooligans buiten de deur van een voetbalstadion te houden. Daarmee werd een langdurig negatief patroon doorbroken. De proportionaliteit en de subsidiariteit van gezichtsherkenning werden toen, in die situatie, dus blijkbaar akkoord bevonden. Maar tegenwoordig zijn er ook juridische verkenningen die het gebruik van gezichtsherkenning door organisaties in het betaald voetbal in het algemeen of voor het opsporen van daders van racistische spreekkoren niet-legitiem vinden. De juridische kaders luisteren dus nauw.”