Mens & samenleving

Zeven blokken bouwen de regenboog

De letters lhbt waren tien jaar geleden voor de meeste Nederlanders abracadabra. Van genderidentiteit had haast nog niemand gehoord. Inmiddels struikel je over begrippen als gender en trans, non-binair en inclusiviteit. Hoe heeft dit zo snel kunnen gebeuren?

Tineke van der Waal
26 October 2021 18:21
"Iedereen is super". beeld LEGO
"Iedereen is super". beeld LEGO

LEGO gaat zijn speelgoed genderneutraler maken. Banken manifesteren zich in de Pride-week in regenboogkleuren en gemeenten breken zich het hoofd over de vraag hoe ze hun inwoners zo inclusief mogelijk kunnen aanschrijven. Voor kerken is er inmiddels een regenboogindex. Afgelopen voorjaar, met de Week van de Lentekriebels en het Koningsdaglied, leerden de jongste Nederlanders dat het plaatje man-vrouw te simpel is. Inmiddels groeide lhbt tot lhbtiqap+: lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender, intersekse, queer, aseksueel, panseksueel. Het plusje staat voor andere identiteiten en nuances.

In de snelheid waarmee het denken verandert, zit iets raadselachtigs. Het lijkt wel alsof we nu pas ontdekken hoe mens en seksualiteit echt in elkaar zitten. Alsof steeds meer mensen zich realiseren dat ze eigenlijk ”in het verkeerde lichaam” leven. Toch komen de veranderingen niet uit de lucht vallen. Zeven ontwikkelingen op een rij.

1. Intellectuelen

Filosofen zijn vaak voorbereiders van belangrijke veranderingen in de samenleving. Voor het nieuwe denken over gender en sekse geldt inderdaad dat het werk van intellectuelen baanbrekend is geweest. Belangrijk is de invloed van Judith Butler (64), een Amerikaanse filosofe, politiek activiste en uitgesproken lesbienne.

Volgens Butler is het „man en vrouw-denken” aangeleerd. Ze publiceert in 1990 het boek ”Gender Trouble”, dat de basis vormt van de gendertheorie. Man en vrouw bestaan niet, zo stelt ze, ”geslacht” is een bedenksel. Mensen hebben wel verschillende biologische kenmerken, maar dat wij daar de etiketten man en vrouw op plakken, komt doordat onze blik gekleurd is door hoe onze cultuur ertegenaan kijkt. Doordat we voortdurend te horen en te zien krijgen wat ”mannelijk” en ”vrouwelijk” is, zijn we gaan denken dat de basis daarvan het biologische geslacht is. In werkelijkheid, aldus Butler, is onze identiteit vloeiend en flexibel.

Butlers positie en de onderscheidingen die ze internationaal ontvangt, geven haar wereldwijd grote invloed. Er ontstaat een beweging –noem het (trans)genderisme, gender(identiteits)theorie, genderideologie, queertheorie– die de betekenis van het biologische geslacht ontkent en zich beijvert voor maatschappelijke aanvaarding hiervan.

Butlers gedachtegoed vindt gaandeweg ingang op universiteiten, bij overheden en in het onderwijs aan kinderen.

Zelf bouwt Butler voort op het gedachtegoed van bijvoorbeeld Alfred Kinsey (1894-1956), een Amerikaanse seksuoloog die als evolutionist gefascineerd is door het biologische fenomeen van variatie. Butler weet zich ook geïnspireerd door het feminisme van de Franse filosofe Simone de Beauvoir (1908-1986), die verklaarde dat je niet als vrouw wordt geboren maar tot vrouw wordt gemaakt. Van Kinsey en De Beauvoir zijn er lijnen verder terug in de tijd te trekken. Bijvoorbeeld naar de negentiende-eeuwers Marx, Freud en Darwin en de achttiende-eeuwer Rousseau. Een voor een verkondigen ze de onafhankelijkheid van de individuele mens, die zich niet moet laten beperken door de gegeven natuur.

2. Seksuele revolutie

Een kanteljaar is 1968. Jongeren gaan de straat op en komen overal ter wereld in opstand tegen het gezag. Niet voor niets wordt de omslag in de jaren 60 de seksuele revolutie genoemd, want de kijk op seksualiteit verandert fundamenteel. Ontwikkelingen in technologie, filosofie en politiek hebben dit voorbereid. Met de pil, die in 1964 op de markt komt, staat niets seksuele vrijheid meer in de weg.

Het individu en zijn beleving komen in het middelpunt, in plaats van de maatschappelijke instituties van gezin en huwelijk. Seksualiteit komt losser van voortplanting te staan, ook losser van het huwelijk – dit heet „seksuele bevrijding.” Het krijgen van kinderen is niet meer het hoogste doel van seks – wat zeker in religieuze gemeenschappen ten diepste wel de gedachte was.

Er komt ook aandacht voor andere vormen van seksualiteit. „Toen ik al getrouwd was, stuitte ik ineens in de krant op het woord ”homofiel””, weet de bejaarde Carolien Boon zich jaren later te herinneren als ze in tv-programma Andere Tijden op de jaren 50 terugblikt. „Mijn man wist ook niet wat het betekende, terwijl we gestudeerde mensen waren.”

3. Lange mars door de instituties

De demonstrerende studenten van 1968 gaan de bestuurlijke en maatschappelijke elite vormen. Het is het begin van de zogeheten ”Lange mars door de instituties”, die overheid en samenleving van binnenuit radicaal moet veranderen. In het onderwijs en aan de universiteit, in de politiek en de rechterlijke macht, in de media en de internationale instellingen, de EU en de VN – overal vervangen nieuwdenkers de oude, autoritaire denkstructuren door humanistische redeneringen, gericht op zelfontplooiing en zelfbevrijding. Vandaar dat de EU-lidstaten het afgelopen decennium vanuit Brussel toolkits met aanwijzingen ontvingen om lhbt-mensenrechten in jouw land te promoten en te beschermen. Vrijblijvend zijn die niet; de Europese Raad wil sinds 2016 jaarlijks verslag van de vorderingen.

Ook de Verenigde Naties proberen het denken over seksuele en gendernormen te sturen. Zo moeten nieuwe onderwijsprogramma’s in Afrika resultaat geven. De VN monitort er hoe kinderen en jongeren over lhbt-kwesties denken, welke toegang zij tot abortus hebben en welke anticonceptie ze tot hun beschikking hebben – en dat zonder ouderlijke toestemming.

Ook mondiale bedrijven als Google, Apple, Microsoft en Facebook zetten hun macht in om de lhbt-agenda gestalte te geven. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat iemand die een Facebookprofiel aanmaakt, sinds een aantal jaren uit tientallen genderopties kan kiezen. Dat de bedrijven bij het Amerikaanse hooggerechtshof in 2017 erop aandringen om transgenderleerlingen op school de kleedkamers en toiletten van hun genderidentiteit te laten gebruiken. En dat Twitter accounts vanwege „haatspraak” blokkeert – het overkwam de genderkritische Caroline Franssen uit Culemborg afgelopen februari; ze twittert nu onder een nieuwe naam.

4. Jogjakarta-beginselen

Tijdens een driedaagse conferentie in november 2006 in het Indonesische Jogjakarta komt een gedetailleerde handleiding voor de wereldwijde invoering van de gendertheorie tot stand. Voor lhbt-activisten vormen deze zogeheten ”Jogjakarta-principes” een praktisch handboek; in 200 bladzijden zet het document de gendertheorie om in concrete actiepunten. Het geeft gedetailleerd antwoord op de vraag hoe de gendertheorie in te bedden in de bestaande juridische structuren. Zo gaat principe 16 over uitvoering van de lhbt-agenda in het onderwijs, principe 19 over lhbt-quota bij de publieke omroep. Elk principe of beginsel begint met „DE STATEN MOETEN alle noodzakelijke (…) maatregelen treffen om…”

Het document vormt de sleutel om te begrijpen hoe het lhbt-thema in relatief korte tijd een gezicht in de samenleving heeft kunnen krijgen. De Jogjakarta-beginselen worden in maart 2007 in het gebouw van de VN in Genève gepresenteerd. Deze plek geeft het document gezag. De opstellers –een internationaal panel dat zichzelf „mensenrechtenexperts” noemt– handelen namelijk zelfstandig, zonder officiële legitimatie. De Jogjakarta-beginselen hebben ook geen bindend karakter; er is geen overheid die ze officieel heeft aanvaard. Feit is dat de opstellers zich niet op overheden richten; er moeten organisaties komen die effectief, onafhankelijk van de staat aan de slag kunnen om alle hindernissen op het lhbt-pad uit de weg ruimen.

Volgens de Oostenrijkse jurist Jakob Cornides, voormalig ambtenaar bij de Europese Commissie, zijn de rechten die de Jogjakarta-groep eist „geen mensenrechten, maar de leuzen van een pressiegroep.” De Duitse sociologe Gabriele Kuby beaamt dat. Het document betekent volgens haar niets minder dan een „totalitaire greep” – in haar boek ”De seksuele revolutie” (2012; Nederlands vertaling in 2017) wijdt ze een hoofdstuk aan de Jogjakarta-beginselen.

De Jogjakarta-beginselen maken duidelijk dat de genderrevolutie van vandaag eigenlijk helemaal niet gaat over (de rechten van) een groep mensen die lijden aan genderdysforie. Het idee is dat biologisch geslacht er niet toe doet en dat ieder gaat over zijn eigen sekse, seksuele oriëntatie en identiteit. Precies Judith Butlers gedachte.

5. Financiers

Koppel geld aan een bepaald gedachtegoed en er ontstaan lobby’s. Van 2003 tot 2013 neemt de financiering voor transgenderkwesties meer dan achtvoudig toe, zoals de site van Funders for LGBTQ Issues duidelijk maakt. Wereldwijd wordt in 2018 naar schatting 350 miljoen euro aan lhbt-doelen besteed. Met dit geld worden nieuwe markten geopend, zoals een medische infrastructuur, en wordt transgenderisme in de cultuur genormaliseerd.

In de VS bekostigt een rijtje buitengewoon rijken een belangrijk deel van de transgenderbeweging. Het gaat om Amerikanen als Jennifer Pritzker (een man die zich identificeert als vrouw), George Soros, John Stryker (homoseksueel) en Martine Rothblatt (een man die zich identificeert als vrouw en transhumanist, wel de „founding father van het transgenderrijk” genoemd). Iets vergelijkbaars gebeurt op internationaal niveau. Zo stelt een dertigtal rijken der aarde tijdens een bijeenkomst in 2008 in het Italiaanse Bellagio grote bedragen beschikbaar.

Deze miljardairs financieren universitaire leerstoelen, conferenties, genderklinieken, medisch en farmaceutisch onderzoek. Honderdduizenden dollars gaan naar ILGA Europe en Transgender Europe, twee koepelorganisaties waarbij honderden organisaties uit tientallen landen in Europa en Azië zijn aangesloten. Ze richten zich op de lobby om wetgeving en beleid te beïnvloeden, het strategisch inzetten van rechtszaken om transrechten af te dwingen, en trainingen en scholing om toekomstige leiders te vormen.

Ander geld is trouwens afkomstig van overheden. Organisaties die zich in Nederland inzetten voor lhbt-rechten, diversiteit en inclusiviteit worden flink gesubsidieerd: COC, Transgender Netwerk Nederland (TNN) en Rutgers. Concrete resultaten zijn een GenderDoeBoek voor scholen van TNN en een genderlesprogramma voor de Week van de Lentekriebels van Rutgers.

6. (Sociale) media en influencers

Facebook, YouTube, Instagram en andere online platformen geven sinds 2004 iedereen een podium, dus ook transgenders. Zo kunnen de 190.000 volgers op TikTok van stap tot stap de transitie van een trans-jongen meemaken. De video van de borstverwijdering wordt in een paar dagen tijd bijna 3 miljoen keer bekeken. Zeker zoveel invloed heeft de Nederlandse transgendervrouw Nikkie de Jager met het YouTube-kanaal NikkieTutorials, met op dit moment bijna 14 miljoen abonnees.

De Amerikaanse journalist Abigail Shrier ontdekte dat de plotselinge piek in transgenderidentificatie onder tienermeisjes alles te maken heeft met wat ze noemt „sociale besmetting.”
Transgenders zijn sowieso in relatief korte tijd veel zichtbaarder geworden in de media. Sinds 2014 hebben Nederlanders thuis op de bank 43 afleveringen kunnen zien van ”Hij is een zij” (KRO-NCRV), zes van ”Love me gender” (EO) en vier van ”Geslacht!” (BNNVARA) over het leven en de keuzes van transgenders. Net als bij andere (praat)programma’s waarin mensen uit de zogenaamde lhbt-gemeenschap optreden, gaat hiervan een normaliserende werking uit. Bij veel kijkers, voor wie transgenders vaak nog een onbekend fenomeen waren, ontstaat de gedachte dat er redelijke kans is dat iemand ‘in het verkeerde lichaam’ wordt geboren.

7. Lobbytactieken

Wereldwijd zetten lobbyorganisaties zich in voor lhbt-rechten, diversiteit en inclusiviteit. Dentons, ’s werelds grootste advocatenkantoor dat pro deo werk voor lhbt-organisaties verricht, zette de meest succesvolle lobbytactieken op een rij in het rapport ”Alleen volwassenen? Goede praktijken op het gebied van wettelijke gendererkenning voor jongeren” (2019).

De eerste tactiek is: geef weinig ruchtbaarheid aan je plannen. Als je ervoor zorgt dat de media en het grote publiek onkundig blijven over de veranderingen die je wilt doorvoeren, bijvoorbeeld in wetgeving of in onderwijsmethoden, kan de bevolking ook geen bezwaar maken. Hoe meer reuring er rond jouw plan is, hoe minder succesvol de lobby. Niet informeren dus.

De tweede tip: loop vooruit op de agenda van regeringen. Er is meer kans van slagen als een lobbygroep een progressief wetsvoorstel weet neer te leggen voordat een regering tijd heeft om haar eigen wetsvoorstel te ontwikkelen.

De derde tactiek: koppel je lobby aan populaire hervormingen. Een verandering waarvoor het publiek moeilijk te winnen is, moet samengaan met een onschuldig thema. Dit versluiert de eigenlijke agenda en geeft goede kans op succes. Inderdaad, wie zou zich willen verzetten tegen de toevoeging van het koppel „seksuele gerichtheid en handicap” als discriminatieverboden aan artikel 1 van de grondwet?

In Nederland ging vorig jaar juni de Tweede Kamer met deze toevoeging akkoord, afgelopen februari volgde de Eerste Kamer. Toch is deze uitbreiding niet onschuldig. In Canada brachten dit soort woorden Robert Hoogland afgelopen voorjaar in de cel, omdat hij niet meeging in de gedachte dat zijn tienerdochter een jongen is.

Tactieken zijn niet verboden. Ze verklaren wel waarom de samenleving in korte tijd met het thema lhbt en genderisme wordt geconfronteerd, terwijl van een publiek debat hierover niet of nauwelijks sprake is.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer