Veertig jaar Op weg met de ander: „Bijzonder om in Gods Koninkrijk te mogen werken”
In veertig jaar tijd ontwikkelde ”Op weg met de ander” zich van een kleine vereniging naar een landelijke organisatie met talloze vrijwilligers. Van en voor mensen met een beperking.
Marjan Rietveld-de Kluijver (64) is stafmedewerker van het eerste uur, in 2011 trad Jenneke Wolvers-ten Hove (56) in haar voetsporen. Over één ding zijn beiden het eens: het is een zegen om bij deze vereniging betrokken te zijn.
Waarom werd Op weg met de ander opgericht, veertig jaar geleden?
Rietveld-de Kluijver: „Vanuit de hervormde vrouwenbond werden al langer vakantieweken georganiseerd voor mensen met een lichamelijke beperking. Dat contact, eens per jaar, werd als te weinig ervaren. Bovendien voelden mensen met een beperking zich vaak niet gezien in de kerkelijke gemeente. Er was behoefte aan een vereniging die hun belangen behartigde.”
Wolvers-ten Hove: „Destijds was de moeder van ds. H. Harkema presidente van de vrouwenbond. Ze vond dat er een nieuwe vereniging moest worden opgericht en dacht: Dat kan Harry wel, die heeft een groot hart. Ds. Harkema heeft zijn netwerk in de Gereformeerde Bond ingezet. Vanaf het eerste uur zijn veel predikanten bij Op weg met de ander betrokken.”
Hoe zag de vereniging er in het begin uit?
Rietveld-de Kluijver: „Een van mijn eerste opdrachten was naar kerken toegaan en hen toerusten in de integratie van mensen met een beperking in de gemeente. Het was de bedoeling om via gemeenten mensen te vinden die werkgroepen opzetten en zo activiteiten zouden ontplooien voor mensen met een beperking. In die eerste jaren waren er nog geen lotgenotencontactbijeenkomsten.”
In de begintijd gingen veel bijeenkomsten over de toegankelijkheid van kerkgebouwen voor mensen met een beperking. Is die inmiddels verbeterd?
Wolvers-ten Hove: „Het is een groot voorrecht dat Nederland een welvarend land is. De overheid heeft veel rond toegankelijkheid van gebouwen voor rolstoelgebruikers geregeld.”
Rietveld-de Kluijver: „Dit onderwerp speelt nu niet meer. Er zullen zeker kerken met toegankelijkheid aan de gang zijn gegaan doordat wij het aankaartten.”
Ervaren kerken ongemak in de omgang met een gemeentelid dat een beperking heeft?
Rietveld-de Kluijver: „Het hing er sterk van af hoe zichtbaar deze persoon in de gemeente was. Had bijvoorbeeld de koster een zoon in een rolstoel, dan werd er snel iets aan toegankelijkheid gedaan. Maar waren de mensen met een beperking niet te zien, dan bleef dit onderwerp onderbelicht. Daarom waren aan het begin die plaatselijke werkgroepen zo belangrijk: die waren erop gespitst om mensen met een beperking binnen de gemeente te leren kennen en te informeren wat zij graag anders zouden zien. Zo kon de werkgroep als spreekbuis fungeren.”
Wolvers-ten Hove: „Nu organiseren steeds meer gemeenten aangepaste diensten. Op elke plek in de Biblebelt is in een straal van 30 kilometer een aangepaste dienst te vinden. In sommige kerken wordt soms gedacht: we hebben geen mensen met een verstandelijke beperking, dus we organiseren niet zo’n dienst, maar als ze het dan toch doen, komen er alsnog diverse mensen uit die doelgroep en zijn de reacties vaak heel positief.”
In de beginjaren was de vereniging gericht op mensen met een lichamelijke beperking. Vanwaar die focus?
Rietveld-de Kluijver: „De vereniging was nog maar klein en kon niet alles tegelijk aanpakken. Bovendien hadden we een bestuurslid dat zelf een lichamelijke beperking had. Zij gaf aan dat er al diverse dingen voor mensen met een verstandelijke beperking werden georganiseerd. Die twee moest je scheiden.”
Later kwam er meer aandacht voor mensen met een verstandelijke beperking.
Rietveld-de Kluijver: „Dat kwam doordat Op weg met de ander groeide. We kregen daardoor meer mogelijkheden. Bovendien breidden de vakantieweken zich uit naar mensen met een verstandelijke beperking.”
Wolvers-ten Hove: „De vereniging volgde in het begin sterk wat de vrouwenbond deed.”
Helpende Handen, de vereniging voor mensen met een beperking vanuit de Gereformeerde Gemeenten, bestond al toen Op weg met de ander werd opgericht. Hoe is de verhouding tussen deze twee verenigingen?
Rietveld-de Kluijver: „In het begin ben ik bij mevrouw Hulsman van Helpende Handen langs geweest om te weten te komen wat er allemaal komt kijken met de start van een belangenvereniging. In die tijd richtte Helpende Handen zich alleen op mensen met een verstandelijke beperking, wij op mensen met een lichamelijke beperking.”
Wolvers-ten Hove: „Helpende Handen en Op weg met de ander hebben altijd samengewerkt waar het kon. Een jaar geleden is de samenwerking rond mensen met een lichamelijke beperking gestopt. Helpende Handen is met eigen bijeenkomsten begonnen. Daarom zijn we ieder op eigen kracht verder gegaan. Maar er is nog steeds een wisselwerking. We zijn bijvoorbeeld bezig met het opzetten van een woonvorm waar ook mensen uit de Geformeerde Gemeenten gaan wonen. Daarbij proberen we Helpende Handen te betrekken.”
Op weg met de ander krijgt geen overheidssubsidie. Hoe komen jullie aan voldoende inkomsten?
Wolvers-ten Hove: „Die krijgen we uit collecten vanuit onze kerkelijke achterban. Maar het is best weleens spannend geweest. Op een gegeven moment was het nodig meer geld uit te gaan geven aan pr. Zoiets betaalt zich niet direct terug. Voor de penningmeester was het soms puzzelen. Tegelijk zorgde dat voor afhankelijkheid van de Heere. Ons werk brachten we steeds in gebed bij Hem. Daarin zijn we niet beschaamd uitgekomen.”
Met welke uitdagingen krijgt Op weg met de ander de komende jaren te maken?
Wolvers-ten Hove: „Ik maak me zorgen over de ruimte die we krijgen om binnen woonvormen een eigen identiteit te hebben. Er gaan stemmen op dat dit discriminatie is en dat we iedereen die zich aanmeldt, moeten toelaten. Het is de vraag hoe zich dit verder ontwikkelt.”
Rietveld-de Kluijver: „Ook de beschermwaardigheid van kwetsbaar leven is een zorg. Als leven nog zo klein is, moet je het kunnen weghalen, lijkt het idee in de samenleving. Die gedachtegang beïnvloedt ook de kerken.”
Wat waren voor u waardevolle momenten in het werk voor Op weg met de ander?
Rietveld-de Kluijver: „De persoonlijke contacten. Ook op het moment dat we de overeenkomst tekenden met zorgverlener Philadelphia, waardoor we woonvormen konden oprichten, kijk ik met dankbaarheid terug. Zij leverden de zorg, wij hadden inspraak in de identiteit. Daar is veel goeds uit voortgekomen.”
Wolvers-ten Hove: „Een aantal jaren geleden maakte ik iets heel bijzonders mee. Onderweg voor mijn werk werd ik gebeld door een vrouw die net gescheiden was van een man met autisme. Ze was erg in paniek. Ik vroeg: Waar woont u? Bleek dat alleen een rivier tussen ons in lag; met de pont kon ik er zo zijn. Ik voelde dat ik moest gaan. Later hoorde ik van haar dat ze die dag van plan was geweest een eind aan haar leven te maken. Toen begreep ik waarom ik zo sterk voelde dat ik naar haar toe moest gaan. Het was de hand van God die me bij haar bracht. Dat was bemoedigend.”