Vertrouwen in de politiek loopt terug. En terecht
Het vertrouwen in de politiek is het laatste halfjaar aanzienlijk teruggelopen. Dat betekent nog niet dat er een revolutie op komst is, maar we moeten die dalende cijfers wel serieus nemen. En is er ook reden om geen vertrouwen meer te hebben in de politiek?
Uit een recent onderzoek in opdracht van NRC Handelsblad bleek dat 36 procent van de kiezers thans nog vertrouwen heeft in de Tweede Kamer en 32 procent in de ministers. Premier Rutte scoorde altijd nog 45 procent vertrouwen. Dat cijfer was de laatste maanden zelfs gestegen.
Uiteraard is het zo dat de achterban van de coalitiepartijen meer vertrouwen in het kabinet heeft dan de aanhangers van de oppositie. En samen met de achterban van potentiële regeringspartijen (partijen die eerder wel in het kabinet zaten) zullen zij meer vertrouwen hebben in het politieke bestel dan de achterban van de flankpartijen.
In die kring was, zo bleek uit het betreffende onderzoek, het vertrouwen in de overheid heel laag geworden. Van de aanhangers van Baudet (FVD) had slechts 8 procent vertrouwen in de overheid, van die van Wilders (PVV) 11 procent. Maar van de kiezers van Van der Staaij (SGP) sprak ook niet meer dan 18 procent zijn vertrouwen uit in onze overheid. De achterban van de ChristenUnie komt wat dat betreft heel anders uit de bus.
Dat geringe vertrouwen in de overheid bij de partijen aan de uiteinden van het politieke spectrum (en bij de niet-stemmers zal het niet veel anders zijn) is onmiskenbaar een probleem voor ons land. Temeer daar de middenpartijen krimpen en de flanken groeien. Inmiddels staat een grote en groeiende groep mensen ronduit vijandig tegenover ons politieke bestel. Hun vertrouwen in de overheid is totaal weg. De bereidheid om zich te schikken in overheidsmaatregelen is gering.
Is er ook reden?
Is er ook reden om geen vertrouwen meer te hebben in onze overheid en ons politieke bestel? Vergeleken met de meeste landen in de wereld gaat het hier toch eigenlijk nog aardig goed. Niet voor niets is er een stroom van asielzoekers en economische migranten die maar al te graag hierheen willen komen. De economische gevolgen van de coronacrisis, die aanvankelijk heel dramatisch leken, hebben we hier goed weten op te vangen. Werkgelegenheid is er meer dan genoeg.
Nu gaat het in de politiek natuurlijk altijd om een heleboel zaken tegelijk. En wat voor de een heel belangrijk is, is dat niet of veel minder voor de ander. Wat een groot deel van de SGP-kiezers ertoe bracht om geen vertrouwen uit te spreken in de overheid, valt naar alle waarschijnlijkheid niet samen met de argumenten die SP’ers of PVV’ers daarvoor zullen aanvoeren.
De slepende kabinetsformatie draagt uiteraard niet bij aan vertrouwen in het politieke bestel. Kabinetten zijn bij ons altijd coalitiekabinetten waarin de deelnemende partijen concessies moeten doen. Waarom lukt dat niet meer? Maar het is ook altijd de kunst om er bij de onderhandelingen zo veel mogelijk uit te slepen.
De toeslagenaffaire heeft het prestige van de overheid duidelijk aangetast. De corona-epidemie heeft bij veel mensen de vanzelfsprekendheden van het alledaagse leven ondermijnd. Niet-gevaccineerden voelen zich in een hoek gedrongen. Starters op de woningmarkt maken tegenwoordig weinig kans. De klimaatdiscussie geeft veel onzekerheid. Boeren voelen zich in hun bestaan bedreigd. En zo is er nog wel meer te noemen.
Nu kan de overheid het niet iedereen naar de zin maken. Er is veelal sprake van allerlei botsende belangen. Dan moeten er prioriteiten gesteld worden en moeizame compromissen worden uitgewerkt. De betrokkenen zullen die lang niet altijd in dank afnemen. Vaak is er ook sprake van botsende waarden en normen.
Niet voor niets
Principieel gezien is het natuurlijk altijd wel een fundamenteel gegeven dat de overheid er niet voor niets is. Vanwege de verdorvenheid van het menselijk geslacht heeft God die ingesteld. „De machten die er zijn, die zijn door God geordineerd” (Rom. 13:1). Dat heeft ons veel te zeggen. De overheid is door God boven ons gesteld. Ook in een democratisch bestel mag die notie niet vervagen. Zonder overheidsgezag wordt het een chaos. Dat kun je duidelijk zien in landen waar een tijdlang het overheidsgezag ontbreekt.
Uiteraard zijn er ook tirannieke overheden en goddeloze overheden. Het overheidsbeleid mag en moet getoetst worden aan Gods Woord. Ook dat van onze overheid. Dan is er inderdaad veel wat niet deugt. Fundamentele Bijbelse kaders van huwelijk en gezin, leven en dood, man en vrouw, zondag en werkdag zijn niet meer bepalend en richtinggevend voor het overheidsbeleid.
We moeten niet lichtvaardig het verleden verheerlijken, maar pakweg een eeuw geleden was daar in het overheidsbeleid toch meer besef van. Geen wonder dat er bij het gereformeerde volksdeel sprake is van een steeds sterkere vervreemding van de overheid en het politieke bestel. Ongetwijfeld zijn er ook allerlei botsingen over maatschappelijke belangen, coronaregels en nog veel meer. De Biblebelt kenmerkt zich inmiddels door een zekere opstandigheid. Dat is niet alleen in Urk het geval. Gemakkelijk worden daarbij grenzen overschreden.
In eigen hand
Terechte bezorgdheid over de koers van de overheid mag er niet toe leiden dat we het recht in eigen hand nemen. Er is alle reden om de fiscale behandeling van alleenverdieners schandalig te noemen, maar voor hen die daar groot nadeel van ondervinden is dat nog geen geldige reden om met de belastingopgave te sjoemelen. Onvrede over het coronabeleid, zeker als die samenhangt met de visie op Gods voorzienigheid, mag er niet toe leiden dat we lichtvaardig allerlei zware beschuldigingen aanvoeren richting overheid en medici.
Gebrek aan vertrouwen in de overheid is in de huidige situatie begrijpelijk en terecht. Wat gaat het nieuwe kabinet met de onderwijsvrijheid doen? Maar dat mag ons niet brengen tot een algeheel negativisme en een rebelse opstelling. Daarvoor is er altijd nog te veel waar we dankbaar voor mogen zijn. Daarvoor weten we immers dat de overheid een instelling van God is. De Bijbel noemt haar Gods dienares.