OM start onderzoek naar Gomarus na aangifte onderwijsinspectie
Het openbaar ministerie is een strafrechtelijk onderzoek begonnen naar de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem. De onderwijsinspectie heeft aangifte gedaan tegen de school omdat die mogelijk leerlingen zou discrimineren vanwege hun seksuele geaardheid.
Dat meldde demissionair minister Arie Slob vrijdagmiddag aan de Tweede Kamer.
De inspectie baseert de aangifte op een beleidsnotitie die tijdens een recent onderzoek naar de sociale veiligheid op school boven water kwam. Daarin staat: „Wanneer een leerling binnen de school blijk geeft van een homoseksuele relatie met een andere leerling, zullen we in overleg treden met de leerling en zijn/haar ouders/verzorgers.”
Omdat dit dus niet geldt voor scholieren met een heteroseksuele relatie, worden lhbt-leerlingen volgens de inspectie „ongelijk en nadelig behandeld op basis van hun seksuele oriëntatie.” Het OM vindt dat voldoende aanleiding voor een strafrechtelijk onderzoek.
Zin
De gewraakte zin vormt „een dode letter”, stelde de Gomarus vorige maand tijdens een kort geding over het inspectierapport. Er zou „geen enkel voorbeeld” zijn waarbij dit aan de orde was, „ook in 2016 niet.” Daarmee doelde de school op gesprekken die destijds plaatsvonden met de ouders van drie leerlingen. Hun homoseksuele geaardheid kwam in die gesprekken naar buiten. De gebeurtenissen vormden aanleiding voor het inspectieonderzoek.
Achtergrond van het zinnetje in de beleidsnotitie is dat een homoseksuele relatie haaks staat op wat de school vanuit de Bijbel belijdt, zei Gomarus-bestuurder Chris Flikweert eerder in het Reformatorisch Dagblad. De notitie zal de school later dit jaar wijzigen, om misverstanden te voorkomen.
Bestuursvoorzitter Flikweert reageert vrijdagavond verrast op het onderzoek door justitie. Hij zegt op de hoogte te zijn van de aangifte die de onderwijsinspectie eerder deze maand deed bij het OM. Hij geeft echter aan de aangifte nog niet te hebben ingezien en kan daarom inhoudelijk nog niet reageren.
Opzet
Jaco van den Brink, die de Gomarus als advocaat bijstond in het kort geding tegen de onderwijsinspectie, heeft eveneens inhoudelijk nog niet kennisgenomen van de aangifte. Wel geeft de jurist aan dat vervolging door het OM op grond van discriminatie op basis van het bewuste beleidsdocument hem niet aannemelijk lijkt.
„Als eerste moet er bij discriminatie sprake zijn van opzet”, licht Van den Brink toe. „Ik kan me niet voorstellen dat dat hier aanwezig wordt geacht. De opzet van de school is nooit geweest om met deze zin bepaalde leerlingen te discrimineren.”
Daarnaast heeft de inspectie in de aangifte niet meegenomen of de school ook handelde naar de gewraakte zin uit het beleidsdocument. „Als enkel het beleid, en niet de praktijk, wordt meegenomen, zou ik dat heel ver vinden gaan.”
Geraakt
Onderwijsminister Slob schrijft dat hij bewondering heeft voor de oud-leerlingen die over hun ervaringen in de media vertelden. „Zij hebben hiermee laten zien hoe lastig het is om als lhbti-leerling op te groeien in een omgeving waar jouw genderidentiteit en seksuele oriëntatie niet altijd geaccepteerd worden.”
Een aantal van hen heeft hij zelf gesproken. Hij zegt „geraakt” te zijn door hun verhalen. Het onderzoek kan „niet goedmaken wat hen is overkomen”, stelt hij, maar het kan wel voorkomen dat leerlingen in de toekomst iets vergelijkbaars meemaken.
Ernstig
De bevindingen van de inspectie noemt Slob „ernstig en zorgwekkend.” Het kan volgens hem niet zo zijn dat de situatie op school ongelijkwaardig en onveilig is voor sommige leerlingen. Het vraagt volgens hem een „forse inspanning van het bestuur en de leraren” om aan verandering te werken.
Ook waarschuwt Slob andere scholen dat wordt ingegrepen als de „gelijkwaardigheid, vrijheid en (sociale) veiligheid” van leerlingen niet voldoende worden gerespecteerd.