„Pakistaanse hulp voor nucleair programma Iran”
Pakistan heeft Iran geholpen bij de ontwikkeling van z’n kernwapenprogramma. Dat zegt de Amerikaanse inlichtingendienst CIA in zijn halfjaarlijkse rapport aan het parlement. Daarin staat verder dat de terreurorganisatie al-Qaida „basisonderzoek” heeft gedaan voor de ontwikkeling van een eigen kernwapen.
Het CIA-rapport komt op een moment waarop de internationale wereld discussieert over de vraag of Teheran nu wel of niet streeft naar de ontwikkeling van een kernwapenprogramma. Volgens de CIA is dit wel degelijk het geval. Iran heeft volgens deze organisatie vorig jaar „met grote nadruk” gewerkt aan de ontwikkeling van zo’n programma. Daarbij werd men geholpen door het Pakistaanse netwerk van de kerngeleerde A. Q. Khan.
Uit documenten die in Afghanistan zijn aangetroffen blijkt dat ook al-Qaida aan een kernwapenprogramma werkt, maar deze pogingen bevinden zich volgens het CIA-rapport nog maar „in een beginstadium.” Al-Qaida-wetenschappers zouden zijn bijgestaan door de Pakistaanse kerngeleerde Bashir al-Din Mahmood, die al-Qaida-chef Osama bin Laden verschillende malen ontmoet zou hebben. Het CIA-rapport klinkt alarmerend, maar men moet hierbij wel aantekenen dat de CIA ook alarmerende berichten verspreidde over Iraks massavernietigingswapens die nooit gevonden werden.
Washington wil de kwestie Iran op de agenda zetten van de VN-Veiligheidsraad. Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland kwamen onlangs echter met Iran overeen dat Teheran de verrijking van kernmateriaal voor onbepaalde tijd zou stopzetten. De Iraanse ambassadeur bij het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA), Hossein Mousavian, zei dinsdag tijdens een bezoek aan Peking dat Teheran niet van plan is om z’n kernprogramma -dat volgens Teheran bedoeld is voor de opwekking van energie- op te geven. „De Amerikanen hebben niet het recht om van ons te vragen om ons kernprogramma te beëindigen”, aldus Mousavian.
Er zijn volgens Teheran overigens nog onduidelijkheden in de afspraken die met de drie Europese landen gemaakt zijn. Die betreffen de aard van de „tijdelijke bevriezing” en de manier waarop die bevriezing wordt gecontroleerd door het IAEA in Wenen. De Iraanse minister van Buitenlandse Zaken zei dinsdag dat zijn regering „ongelukkig” was over de formulering van deze twee kwesties in de overeenkomst met Londen, Parijs en Berlijn. Volgens deze overeenkomst heeft Iran inmiddels zijn verrijkingsprogramma stopgezet. President Bush zei dinsdag dat dit door het IAEA bevestigd moet worden, wil Washington enige waarde hechten aan deze afspraak.
De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Colin Powell, zei dinsdag in het Egyptische Sharm el-Sheikh dat Washington eventueel bereid zou zijn om de diplomatieke betrekkingen met Teheran te herstellen. Powell zei dit in de marge van een internationale conferentie waar hij een vluchtige ontmoeting had met zijn Iraanse collega Kamal Kharrazi. Volgens Amerikaanse bronnen hadden beide bewindslieden „algemeenheden” uitgewisseld en waren zij niet diep ingegaan op de meningsverschillen tussen beide landen. Het is onduidelijk hoeveel waarde de verklaring van Powell heeft, gezien het feit dat de bewindsman binnenkort opstapt.