Nog weinig ervaring met echt minderheidskabinet
Nu een meerderheidskabinet onhaalbaar is gebleken, wendt politiek Den Haag de steven richting een minderheidskabinet. Maar wat is dat eigenlijk voor iets? En wat zijn de voor- en nadelen ervan? Zes vragen.
Wat bedoelen we met de term minderheidskabinet?
Als regel steunen kabinetten op het moment dat zij worden gevormd op een meerderheid in de Tweede en Eerste Kamer. Een minderheidskabinet of minderheidsregering is een kabinet dat gevormd wordt door een of meer politieke partijen die gezamenlijk níét kunnen steunen op ten minste de helft plus één van het totaalaantal zetels in het parlement.
Heeft dit voordelen? Zo ja, welke?
Hoewel minderheidskabinetten gewoonlijk als een noodgreep worden gezien, hebben ze wel degelijk ook voordelen. Politicologen zijn soms zelfs ronduit enthousiast over dit fenomeen. Zij stellen dat het voor het functioneren van de democratie winst is als coalitiepartijen in een minderheidskabinet niet kunnen werken met gedetailleerde, dichtgetimmerde regeerakkoorden, maar zich alleen kunnen baseren op een akkoord op hoofdlijnen.
Voor een groot deel van het beleid en de wetgeving moeten zulke kabinetten per onderdeel het politieke gevecht aangaan om ten minste een deel van de oppositie achter de regeringsplannen te krijgen. Die strijd vindt, idealiter, in de openbaarheid plaats, namelijk in de arena van het parlement. Zo behoort een democratie te functioneren, stellen deze politicologen.
Zijn er ook nadelen?
Wat het voordeel genoemd wordt, is meteen ook het nadeel: ministers moeten voortdurend zwoegen en zweten om iets tot stand te brengen. Kabinetsleden zijn continu in de weer om oppositiefracties te ‘masseren’ om voldoende steun te verwerven voor hun beleid. Dat zulke gesprekken idealiter in openbaarheid plaatsvinden, neemt niet weg dat er in de praktijk toch vaak weer in achterkamertjes wordt overlegd. Verder worden minderheidskabinetten vaak als minder stabiel gezien.
Goed, maar uiteindelijk werken minderheidskabinetten dus wel?
Met name de Scandinavische landen kunnen er goed mee uit de voeten. Zo werd Noorwegen van 1985 tot 2005 eigenlijk onafgebroken geregeerd door minderheidskabinetten. Ook op dit moment kent het land weer een minderheidskabinet, te weten een van centrum-rechtse signatuur.
Ook in Denemarken werkt men sinds 1973, toen het politieke landschap er sterk versplinterde, volop met minderheidskabinetten. Voor Zweden geldt hetzelfde.
Hebben we er in Nederland al ervaring mee?
Ja en nee. Echte minderheidskabinetten hadden we alleen vóór de Tweede Wereldoorlog. Denk aan het kabinet-Cort van der Linden (1913-1918), het kabinet-De Geer (1926-1929) en het kabinet-Colijn V, dat in 1939 al op de eerste dag van zijn bestaan viel.
Minderheidskabinetten na 1945 waren haast altijd zogeheten rompkabinetten: coalities die hun meerderheid na een kabinetscrisis verloren doordat één van de partijen uit de regering stapte en de overige partijen nog even door regeerden.
De kabinetten Rutte I, II en III waren slechts voor een deel minderheidskabinetten. Alle drie misten ze (althans voor een bepaalde tijd) een meerderheid in de Senaat. Rutte I had bovendien een heel krappe meerderheid in de Tweede Kamer (76 zetels), en rustte bovendien op een wankele gedoogconstructie met de PVV. Het gemis aan een meerderheid in de Senaat is Rutte zelden of nooit opgebroken.
Dus we kunnen aannemen dat ook wij met een minderheidskabinet wel uit de voeten kunnen?
Dat zal in de praktijk moeten blijken. Rutte I, II en III kwamen alleen in de Senaat zetels te kort; het minderheidskabinet dat informateur Hamer nu voor ogen staat, ontbeert al meteen in de Tweede Kamer een meerderheid. Dat laatste is het minst problematisch als de coalitie gaat bestaan uit VVD, D66 én CDA. Zo’n kabinet steunt op 72 zetels –CDA’er Omtzigt is afgevallen– en hoeft dus slechts op zoek naar de steun van vier andere Kamerleden. Doet bijvoorbeeld het CDA niet mee, dan telt het te overbruggen gat maar liefst 18 zetels.
Daarnaast is er een ander probleem. Door de moeizame besprekingen tot nu toe, is er bij met name PvdA en GroenLinks veel chagrijn ontstaan. Deze partijen zullen er waarschijnlijk weinig trek in hebben om een minderheidskabinet van een tamelijk rechtse signatuur steeds weer aan een meerderheid te helpen, maar er eerder toe neigen geregeld de kont tegen de krib te gooien.