Notitie PKN: Kerkgebouwen als krenten in de pap
Kerkelijke gemeenten moeten kerkgebouwen niet zien als een probleem, maar als een kans. Het zijn, tussen de huizen, fabrieken en kantoren, de krenten in de pap van de bebouwde ruimtelijke omgeving.
Dat staat in de notitie ”Speelruimte gezocht”, met de ondertitel ”Protestantse visie op kerkgebouwen”, die de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) op zaterdag 11 september in Lunteren bespreekt.
In dit beleidsstuk geeft de PKN een visie op hoe plaatselijke gemeenten om kunnen gaan met kerkgebouwen die niet meer voldoen aan de eisen van de gemeente, omdat ze te groot of te duur zijn geworden.
In 2009 verscheen voor het laatst een landelijke notitie van de Protestantse Kerk over kerkgebouwen. Die notitie was vooral bedoeld om een bezinning op gang te brengen over hoe om te gaan met ingrijpende keuzes als het sluiten van kerken.
De nieuwe notitie was volgens de opstellers nodig omdat binnen de PKN het besef is gegroeid dat bij het ontwikkelen van een toekomstvisie op kerkgebouwen „de focus niet zozeer moet liggen op het afstoten van kerkgebouwen, maar veeleer op zinvol gebruik en hergebruik.”
Ook het feit dat de overheid de laatste jaren het lokaal ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie op religieus erfgoed stimuleert, maakte een nieuw document noodzakelijk, zo menen de opstellers. Gemeenten moeten al in een vroeg stadium nadenken over de toekomst van het –niet zelden monumentale– kerkgebouw, zodat ze, mocht dat nodig zijn, goed zijn toegerust om gesprekken te voeren met onder andere de plaatselijke overheid.
Positief
In het rapport, dat ook is bedoeld als discussiestuk, wordt een positieve toon aangeslagen over het kerkgebouw. „Het is een waardevol bezit dat ingezet kan worden om van betekenis te zijn voor de pastorale, missionaire en diaconale roeping van een gemeente.” Ook al is soms verkoop of sloop van het gebouw de enige optie voor een gemeente, toch moeten die het kerkgebouw allereerst zien als een „kans.”
In de notitie wordt een theologische reflectie gegeven op de betekenis van het kerkgebouw. Vervolgens wordt ingezoomd op een aantal praktische overwegingen en naar de betekenis van het kerkgebouw voor de omgeving. Daarna beschrijft het rapport een „denkkader” om de „speelruimte” te bepalen die kerkenraden hebben wanneer nagedacht wordt over de toekomst van het kerkgebouw. In een drietal bijlagen wordt tot slot een stappenplan aangeboden waarin gemeenten tot een toekomstvisie op het kerkgebouw kunnen komen.
Accentverschillen
De opstellers van het rapport tonen oog te hebben voor de accentverschillen die er zijn bij gemeenten in de PKN. Zo zijn er gemeenten waar het houden van de erediensten het belangrijkste doel is van het kerkgebouw als een „heilige plaats.” Voor andere gemeenten, waar het accent meer op de gemeenschap ligt, is het volgens de notitie „makkelijker om de buitenwereld in het kerkgebouw toe te laten door er andere activiteiten te organiseren en door het gebouw met andere organisaties te delen.” Wanneer in een gemeente de nadruk vooral ligt op de „ervaring van mensen”, dan is een kerkgebouw niet per se nodig. Gemeenten bepalen, volgens de notitie, zelf hoe ze de ruimte benutten die er binnen een protestantse visie bestaat.
De PKN telt ongeveer 1900 geloofsgemeenschappen die samen 2150 kerkgebouwen in eigendom hebben. Daarvan zijn er 1225 aangemerkt als monument.