„Een illusie dat we ooit klaar zijn met waterbeheer”
Ons land is nooit klaar met waterbeheer. Dat is de stellige overtuiging van Hans Brouwer, programmamanager van Rijkswaterstaat. „Dat hebben we ook niet gedacht na de afronding van het project Ruimte voor de Rivier. Dit onderwerp blijft voortdurend onze aandacht vragen.”
Brouwer –jarenlang nauw betrokken bij projecten als Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken– heeft de recente gebeurtenissen in Limburg, België en Duitsland op de voet gevolgd. „We wisten dat er in theorie een kleine kans was dat dit zou gebeuren. Maar zoiets verschrikkelijks van nabij meemaken, is toch een heel ander verhaal. Ik heb het met enige schrik beleefd; zeker wat er over de grens gebeurde.”
Om overlast en overstromingen te voorkomen, werden in ons land de afgelopen jaren grote en dure projecten uitgevoerd, zoals Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken. „Directe aanleiding was het hoogwater van 1993 en 1995. Onder meer Itteren en Borgharen –bij Maastricht– werden zwaar getroffen door het water. De noodsituatie daar staat nog helder op ons netvlies. In het Gelderse rivierengebied werden in 1995 uit voorzorg 250.000 mensen en 1 miljoen dieren geëvacueerd. Bijvoorbeeld in Ochten was het toen heel spannend.”Bewondering
Brouwer waagt zich niet aan de uitspraak dat zonder deze grote projecten Nederland onlangs door een ramp zou zijn getroffen. „Dat geldt zeker niet voor het Rivierengebied. Natuurlijk kwam er een bak met water op het gebied af, maar de waterhoogte in de Rijn was niet die waarop we met Ruimte voor de Rivier hebben geanticipeerd.” De Maaswerken werden wel degelijk getest. De maximale afvoer –circa 3200 kuub per seconde– was vergelijkbaar met die in 1993. „Het ging dit keer goed bij Itteren en Borgharen. We mogen concluderen dat de Maaswerken hun werk hebben gedaan. Al had er ook niet heel veel meer water moeten komen.”
Volgens Brouwer lag de oorzaak van het probleem nu elders: in het toevoerende bekensysteem dat het water naar de Maas transporteert. Betrekkelijk nieuw was ook het schrikbarend hoge tempo waarin het proces zich voltrok. „Anders zien we het water dagen van tevoren aankomen. Vanuit ons watermanagementcentrum in Lelystad volgen we de waterstanden op de voet. Een golf op de Maas signaleren we drie dagen van tevoren, op de Rijn gaat het zelfs om acht dagen. Door de hevige regenval ontstond nu in paar uur tijd een noodsituatie. Ik heb grote bewondering voor hoe daar lokaal mee is omgegaan.”
Klimaatverandering
Ook uit deze bijna-ramp moet lering worden getrokken, benadrukt Brouwer. „Eerst even afstand nemen om goed te kijken wat er precies gebeurd is. En dan onderzoeken hoe de aansluiting is van de beken –zoals de Geul– op de rivier. Daarbij kunnen we samenwerken met België en Duitsland.”
Bovendien: er wordt sowieso al veel werk verzet. „We hebben na de afronding van de grote projecten nooit het idee gehad dat we klaar waren. We beseften –ook door de klimaatverandering– dat er in de toekomst meer nodig is. Uitgangspunt is dat met Ruimte voor de Rivier de veiligheid tot 2050 is gewaarborgd. Inmiddels denken we na over de maatregelen die tot 2100 nodig zijn.”
Zo wordt nu al het zogeheten hoogwaterbeschermingsprogramma uitgevoerd. Daarbij worden tot 2050 zo’n 1300 kilometer dijk –ook in Limburg– en 500 sluizen versterkt om te voldoen aan de nieuwe veiligheidsnormen. Vorig jaar ging ook het programma Integraal Riviermanagement van start.
Regionale overheden en het Rijk werken daarbij volgens Brouwer samen aan een veilig, bevaarbaar, vitaal en aantrekkelijk Maas- en Rijngebied. „Tot nu toe keken we altijd naar het gevaar van teveel water. Sinds 2018 kampen we –door de klimaatverandering– ook met periodes van grote droogte. Die hebben grote gevolgen voor landbouw, recreatie en scheepvaart, maar ook voor de stabiliteit van onze dijken. We zijn al 1000 jaar bezig met watermanagement, maar het gebied verandert, de mens verandert en het klimaat verandert. Dat blijft ons bezighouden.”
Arrogant
Hans Brouwer heeft –weliswaar als buitenstaander– ook de desastreuze gebeurtenissen in België en Duitsland op de voet gevolgd. De veronderstelling dat de buurlanden veel van de Nederlandse projecten kunnen leren, noemt hij „arrogant”. Het project Ruimte voor de Rivier is volgens hem erop gebaseerd dat Nederland meer water op onze rivieren kunnen ontvangen en afvoeren zonder dat het waterpeil hoger wordt. „We wilden de rivier niet langer insnoeren en het water tegenhouden met steeds hogere dijken”, legt de programmamaneger. „De maatregelen die we hebben getroffen, dijkverlegging, ontpoldering en de aanleg van nevengeulen, passen bij onze omgeving, het laagland, en onze cultuur. In België en Duitsland is het veel incidenteler, daar stromen de rivieren door dalen en liggen de dorpen ingeklemd op een smalle strook tussen rivier en heuvels. De instanties daar moeten uitgaan van de lokale situatie, daarvoor een specifieke oplossing zoeken én de juiste techniek vinden om die uit te voeren. Zomaar andere projecten kopiëren heeft geen zin.”