Lector Judith van Helvert: Familiebedrijf moet in onderwijs meer aan bod komen
De verschillende kanten van familiebedrijven blijven Judith van Helvert-Beugels (40) boeien. De bedrijfskundige werd onlangs aangesteld als nieuwe lector familiebedrijven bij de hogeschool Windesheim in Zwolle. Daar geeft ze nu leiding aan de vijftien onderzoekers van het Landelijk Expertisecentrum Familiebedrijven.
Wat fascineert u aan familiebedrijven?
„Hun trots. Hoewel alle ondernemers dat wel kennen, zie ik trots vooral bij families waar een bedrijf al generaties lang in de familie is. Het blijft leuk om familieondernemers te vragen naar hun drijfveren. Nagenoeg altijd noemen ze het bedrijf willen overdragen aan de volgende generatie en werkplezier hebben. Verder zitten er vele facetten aan de betrokkenheid van familie: psychologisch, strategisch, sociaal. Allemaal zo menselijk, dat maakt het interessant.”
Hoe is die interesse ontstaan?
„Toen ik in 2008 tijdens een diner voor ondernemers sprak met een jongeman van begin dertig. Zijn vader was directeur geweest van hun familiebedrijf, waar ook zes broers van hem in zaten. Die jongen had de rol van zijn vader overgenomen. Als hij een beslissing nam of een voorstel deed, gingen zijn ooms achter zijn rug om naar zijn oma. Zij bezat namelijk alle aandelen en gold als eindbeslisser. Het eigendom was dus nog niet overgedragen aan de volgende generatie.Ik had bedrijfskunde gestudeerd, maar ik had tijdens mijn studie nog nooit gehoord over familiebedrijven en de bijzonderheden daarvan. Terwijl er zoveel familiebedrijven in Nederland zijn.
Daarom wil ik ervoor gaan zorgen dat er in het onderwijs meer aandacht komt voor familiebedrijven; zowel in het mbo en hbo als aan universiteiten. Voor het mbo heb ik dat al opgestart: komend jaar gaat de MBO Raad een enquête houden onder studenten om de leerbehoefte te peilen.”
Hoe doen familiebedrijven het in de coronacrisis?
Ze aarzelt. „Een moeilijke vraag. Familiebedrijven bestaan vaak al lang. Daardoor hebben ze meerdere crisissen meegemaakt en hebben geleerd daarmee om te gaan. De wens om de continuïteit te waarborgen zorgt voor extra inzet, ondernemerschap en betrokkenheid. Wellicht presteert een familiebedrijf daardoor beter dan een ander bedrijf. Maar dat valt niet in zijn algemeenheid te stellen in deze tijd zonder te kijken naar afzonderlijke sectoren.
Ondernemers in de horeca zijn zó hard geraakt, dat het wel heel ingewikkeld is om te zeggen dat zij deze tijd wel zullen overleven. Hoe lang zing je het uit als je op reserves uit het familievermogen moet interen?
De coronacrisis kan echt een gevaar zijn voor familiebedrijven. Het bijzondere van deze crisis is dat corona niet alleen bedrijven heeft geraakt, maar ook families. Ik ken een retailer die in de kerstperiode met zijn familie geveld was door corona en de winkel moest sluiten. Terwijl die tijd normaal gesproken de drukste tijd van het jaar is voor winkeliers.”
Wat gaat het expertisecentrum onderzoeken onder uw leiding?
„Onze focus heeft de afgelopen tien jaar gelegen op de zakelijke aspecten van familiebedrijven. Nu gaan wij het familiesysteem in duiken. Denk aan vragen als hoe tradities een rol spelen of religie en onderlinge familierelaties. Dat gaat vaak om patronen die van generatie op generatie worden overgedragen en de cultuur in een bedrijf bepalen, meestal onbewust.
De dynamiek tussen bedrijf en familie komt extra sterk naar voren bij agrarische bedrijven. De manier waarop de boer zelf het bedrijf overgedragen heeft gekregen van zijn ouders, beïnvloedt veel van hoe hij wil overdragen aan zijn kinderen. Soms omdat hij bepaalde fouten in de overdracht aan hem niet wil maken, soms omdat de overdracht goed is gegaan en hij die verwachting ook heeft van de overdracht aan zijn kinderen.
Ook de beleving bij aangetrouwde familie is interessant. Vaak zeggen die schoondochters het gevoel te hebben niet voor vol te worden aangezien als ze niet meewerken op de boerderij. Zelfs als zo’n schoondochter bijvoorbeeld een Bed & Breakfast begint of zelfgemaakt ijs verkoopt, krijgt dat niet dezelfde waardering als het boerenwerk.
En sommige schoondochters zeggen: de zakelijke besprekingen laat ik over aan mijn man. Terwijl zij als partners zich net zo goed diep in de schulden te steken voor investeringen. Ze zouden dus over de bedrijfskeuzes iets te zeggen moeten hebben.”
Hoe wilt u ondernemers meekrijgen om te praten over emoties en gevoelens?
„Wij doen praktijkgericht onderzoek. Daarom willen we altijd met iets komen wat families verder kan helpen. Sowieso krijgen betrokkenen direct iets terug voor hun deelname aan een onderzoek bij ons, bijvoorbeeld begeleiding. Ik denk ook aan het opzetten van een community of mentorschap; iets interactiefs kunnen ondernemers vaak waarderen.”
Wat wilt u verder nog onderzoeken?
„Ik zou graag een internationaal onderzoek willen doen: het lijkt mij interessant om te onderzoeken hoe cultuur een rol speelt bij bijvoorbeeld familiefirma’s in Italië.
Verder ben ik benieuwd naar de overdracht van familiebedrijven van immigranten zoals Turken en Marokkanen.”