De muziekverzamelaar: Erik van Roekel heeft 15 kilo aan concertprogramma’s
In veertig jaar tijd bezocht orgelliefhebber Erik van Roekel (57) talloze concerten. Nog steeds komt hij er graag, steevast met een tasje om het concertprogramma in mee te nemen. Want weggooien kan hij zo’n boekje niet.
Zijn verzameling heeft Van Roekel –werkzaam bij een bedrijf dat wc’s voor festivals en evenementen opbouwt en schoonmaakt– ’s middags al klaargezet. Twee gele Jumbotassen vol concertprogramma’s, samen goed voor 15 kilo papier. In grote stapels komen de programma’s op tafel: complete boekjes, losse A4’tjes, soms een enkel stencil. Al de concerten van één organist zijn bij elkaar te vinden. In de hoogte van de stapels is de voorliefde van Van Roekel te bespeuren: die van organist Herman van Vliet (overleden in 2018) is het hoogst. Dat rubriceren per organist noemt hij zelf „een tic.” Het is één of twee keer gebeurd dat de inhoud uit de tas viel en alle boekjes door elkaar lagen. „Toen heb ik ze meteen weer op volgorde gelegd.”
Aan elk concertprogramma zit een verhaal. Van Roekel pakt er een exemplaar bij. ”Orgelconcert door Herman van Vliet 12 mei 2018” staat erop. „Dit is het laatste concert dat Herman van Vliet gaf voor zijn overlijden”, vertelt de Apeldoorner. „Maar dat wist ik natuurlijk niet toen ik er zat.”
Bij diverse programmaboekjes heeft hij met pen details toegevoegd: ”Sionskerk HHG Terschuur, 20.00”. Of ”Toegift: improvisatie Wilhelmus”. „Ik wil graag zo specifiek mogelijk zijn”, licht Van Roekel toe. „Dus schrijf ik vaak datum en tijd op het boekje erbij.”
Het allereerste concert dat hij bezocht was op 27 januari 1979, een orgelbespeling door Frans van Tilburg in de Oude Kerk van Veenendaal. Van Roekel was toen een ventje van 15 jaar. Na afloop besloot hij het programmaboekje te bewaren: het startschot voor zijn verzameling.
Parijs
In de afgelopen veertig jaar bezocht Van Roekel bijna uitsluitend orgelconcerten. De liefde voor het toetsinstrument is hem door twee tantes bijgebracht. „Bij beide tantes stond een klein orgeltje in huis”, vertelt hij. „Zij spoorden mij vaak aan om te spelen. Dat deed ik dan, op cijfers. Zo is de liefde voor het orgel ontstaan.”
Er waren nogal wat bijzondere plekken waar Van Roekel een orgelconcert bijwoonde. Hij haalt de fysieke bewijzen van zijn uitstapjes uit de tas tevoorschijn. Saint-Sulpice Parijs, 1991. Met Ben van Oosten achter het orgel. Saint-Eustache, 1989, Parijs. Jean Guillou bespeelt het orgel, waarvan het binnenwerk en de speeltafel door de Nederlandse firma Van den Heuvel zijn gemaakt.
„Voor zulke concerten ging ik even op en neer naar Parijs”, herinnert Van Roekel zich. Met een bus vol orgelliefhebbers vertrok hij vanuit Utrecht. Overdag bekeek de club de stad; ’s avonds gingen ze naar het orgelconcert. Nog dezelfde dag vertrok Van Roekel dan ook weer naar Nederland. Rond vijf à zes uur ’s nachts arriveerde hij op Utrecht Centraal; met de eerste trein ging hij vervolgens naar Veenendaal, waar hij toen woonde. Bijslapen was er niet bij: om zeven uur zat Van Roekel alweer op de fiets om naar zijn werk te gaan. „Ik werkte toen in een kantine. Op zulke dagen merkte ik wel dat ik mijn hoofd erbij moest houden met het werk.”
Oudpapierbak
Meestal zitten de programmaboekjes –hoeveel het er in totaal zijn weet Van Roekel niet, maar het moeten er honderden zijn– netjes in de twee tassen, in een dichte kast in de woonkamer. Soms gaat hij er weer even doorheen. „Dat doe ik als ik naar een organist ga bij wie ik eerder ben geweest. Dan kijk ik wat hij of zij eerder speelde. Ik vind het leuk om te weten waar ik allemaal ben geweest.”
Bij het doornemen van zo’n concertprogramma beleeft de Apeldoornaar het concert weer helemaal opnieuw. „Ik kan de stukken me dan zo weer voor de geest halen. En de kerk zie ik ook helemaal voor me.”
In de loop van de jaren zag Van Roekel de programma’s veranderen. Moesten de aanwezigen het vroeger doen met een simpel stencil, tegenwoordig zijn het vaak complete boekjes. Maar ook hier geldt dat de uitzondering de regel bevestigt: op het laatste concert dat Van Roekel bezocht, kreeg hij juist weer een A4’tje overhandigd.
Ook qua inhoud verschillen de programma’s van elkaar. Het ene somt alleen de gespeelde werken op, het ander geeft per stuk een korte uitleg. Zelf geeft de Apeldoorner de voorkeur aan die laatste variant. „Wat informatie over de muziek, het orgel en de organist is mooi. Maar ik respecteer het ook als er geen toelichting bij staat.”
Sommige verzamelaars reizen stad en land af om hun collectie uit te breiden. Van Roekel is daar wars van. „Soms krijg ik van iemand een programmaboekje van een concert waar ik zelf niet bij was. Dat vind ik leuk om te bekijken, maar twee dagen later belandt het in de oudpapierbak.” Ook erin handelen doet hij niet; zelf ziet hij ook nooit boekjes langskomen op websites als Marktplaats.
De twee Jumbotassen zitten inmiddels behoorlijk vol. Hoeveel ruimte voor uitbreiding heeft de verzamelaar nog? „In de kast is nu plek voor twee tassen. Voor coronatijd ging ik elke zaterdagmiddag of -avond wel ergens naar een concert. Dat hoop ik de komende jaren te blijven doen. Dus als er over een poosje weer een tas met programmaboekjes bij komt, dan moet er iets wijken in de kast.”