De Hezbollah heeft de afgelopen dagen een groot aantal strijders en materieel naar de grens tussen Libanon en Israël gestuurd en de Israëlische minister van buitenlandse zaken Shimon Peres heeft Annan dinsdag gevraagd te eisen dat Syrië en Libanon nieuwe guerrilla-aanvallen voorkomen. De Hezbollah heeft de afgelopen twee weken vier aanvallen uitgevoerd op civiele en militaire doelen aan de Israëlische kant van de grens.

Annan zei maandag tegen de VN-Veiligheidsraad dat „de combinatie van terroristische aanslagen op Israëlische burgers, Israëlische militaire actie in Palestijns gebied en aanvallen vanuit het zuiden van Libanon over de Blauwe Lijn de vrede en veiligheid in de regio” in gevaar dreigt te brengen. De Blauwe Lijn is de grens die de VN tussen Libanon en Israël trokken, nadat Israël zich twee jaar geleden na achttien jaar uit het zuiden van Libanon had teruggetrokken.

Door de Hezbollah-aanvallen dreigt er een nieuw front te ontstaan in het Arabisch-Israëlische conflict. De Israëlische VN-ambassadeur Yehuda Lancry zei dat zijn land niet van plan is een conflict met Libanon te beginnen. „We hebben geen ruzie met Libanon”, zei Lancry, die de Libanese regering opriep troepen naar het grensgebied te sturen, in overeenstemming met een resolutie die de Veiligheidsraad aannam nadat Israël zich uit het zuiden van Libanon had teruggetrokken.

De Israëlische premier Ariel Sharon zei dinsdag dat zijn land niet uit is op oorlog, maar waarschuwde Syrië en de Hebzollah dat zij niet gevrijwaard zijn van Israëlische vergelding. Israëlische gevechtsvliegtuigen schoten dinsdag reeds raketten af op vermoedelijke Hezbollah-stellingen. De Hezbollah wordt gesteund door Syrië.

Woensdag voerden Israël en de Hezbollah opnieuw over en weer beschietingen uit over de grens. De Hezbollah gaf een verklaring uit waarin stond dat een guerrillastrijder „die als martelaar is gestorven tijdens de uitvoering van zijn taak in de heilige oorlog” later woensdag begraven zou worden.