De dichtheid van veehouderijen en de aantallen dieren op de bedrijven zouden volgens de expertgroep dusdanig verminderd moeten worden, dat ziektes niet meer makkelijk van de ene boerderij naar de andere kunnen overspringen. Hoe groot die inkrimping moet zijn om dat te bereiken, moet nader onderzoek nog uitwijzen.

De expertgroep, die aan het werk werd gezet naar aanleiding van de coronapandemie, beveelt daarnaast aan om geen pluimveehouderijen toe te staan in gebieden waar veel watervogels voorkomen. „Verstrek in elk geval geen vergunningen voor nieuwe bedrijven en werk aan een reductie van de bestaande bedrijven.”

Landbouwminister Carola Schouten spreekt van „stevige aanbevelingen, die een forse impact zullen hebben”. Het kabinet zet de volksgezondheid evenwel voorop en noemt het risico op de verspreiding van zoönosen „een extra en belangrijke reden om zorgvuldig te kijken naar de inpassing van de veehouderij in het landelijk gebied”.

In het kader van de stikstof- en klimaataanpak en voor de water- en bodemkwaliteit is het al langer noodzakelijk dat de landbouwsector verduurzaamt. Daarbij moet volgens Schouten ook het risico op zoönosen als „belangrijke factor” worden meegenomen.