Ds. Westerink typeert synode als voortvarend
Een synode die voortvarend heeft gewerkt, zo typeerde preses ds. J. Westerink woensdagmiddag de generale synode 2004 van de Christelijke Gereformeerde Kerken. „Ik vroeg aan ds. J. H. Velema of hij zich een synode kon herinneren die korter heeft vergaderd dan deze. „Dat zal niet eens zo gemakkelijk zijn”, was zijn antwoord.”
De generale synode 2004 van Utrecht-West/Nunspeet werd woensdagmiddag gesloten. Als roepende kerk voor de generale synode 2007 werd aangewezen de christelijke gereformeerde kerk van Sliedrecht (Bethelkerk). Ook dan zullen de vergaderingen echter -om praktische redenen- weer plaatshebben in Nunspeet.
In zijn slotwoord merkte ds. Westerink op dat het onder meer aan de dit jaar gevolgde methode -veel commissiewerk werd al vóór de eerste synodeweek verricht- te danken is dat deze synode zo snel kon worden afgesloten. „Maar er is nog een andere factor, een diepere. Voor mijn besef hebben we van de Heere de genade ontvangen dat we naar elkaar hebben geluisterd. Deze synode heeft een weg gezocht om aan de ene kant elkaar de ruimte te geven en aan de andere kant dit te doen vanuit het besef dat we aan elkaar gegeven zijn. Om zo samen kerk te zijn van de Heere. Ik heb dat zelf als iets wonderlijks ervaren.”
Laten we, vervolgde de preses, „ieder persoonlijk iets van datgene wat we hier samen hebben geproefd, ook na de synode uitdragen. Elkaar hier en daar de ruimte geven, en ons ook laten aanspreken op dat wat de Heere ons in de geschiedenis van onze kerken als erfgoed heeft meegegeven.”
Ds. Westerink -op dit moment de langst dienende predikant binnen de CGK- hield ter afsluiting een meditatie over Filippensen 1:27 tot en met 2:5. „Alleenlijk wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus…”
Hij zei geschrokken te zijn van de uitslagen van het recente CV.Koers-onderzoek waaruit blijkt „dat ook onder ons niet iedereen meer gelooft dat de hel een plaats is van eeuwige kwelling.” Ds. Westerink: „Als er Eén is geweest Die veel gesproken heeft over de hel als plaats van eeuwige ondergang, is Hij, de Heere Jezus, het toch wel geweest. Iets van die bewogenheid zal toch ook in ons handelen zichtbaar moeten zijn. Moet het blad De Oogst ons als gereformeerden op dit punt de spiegel voorhouden? Zien onze gemeenteleden nog wel eens iets van de tranen van de Heere Jezus? Broeders, zijn dit niet de dingen waarover wij met elkaar zouden moeten doorspreken? Alleenlijk wandelt waardiglijk… De Heere geve dat we zo kerk mogen zijn.”