Column (Janneke de Man-van Ginkel): De zin van zorgethiek bij vrijheidsinperkingen
Zelden werden we als samenleving zo nadrukkelijk aan allerlei regels en voorschriften onderworpen als in de achterliggende maanden. Sommige ervan zijn verankerd in wettelijke kaders, andere worden gepresenteerd als dringende adviezen. Allemaal zijn ze bedoeld om de volksgezondheid te beschermen. Het gaat dus om zorg; zorg voor jezelf, zorg voor de ander, zorg voor de samenleving.
Het lastige van deze maatregelen is dat ze vrijwel allemaal de persoonlijke vrijheid inperken. Geen wonder dat dit allerlei reacties oproept. Het RD (18-6) wijdde er zelfs een hoofdredactioneel commentaar aan: „…wat te doen met die afspraken en voorschriften? Opvolgen? Negeren? Marchanderen?..” De discussies over wat juist is om te doen, waren bij vlagen fel en allerlei argumenten werden tegenover elkaar gezet. Dat is een boeiend fenomeen, vooral als je er met wat afstand naar kijkt en zicht krijgt op de onderliggende uitgangspunten. Vaak zijn dat onbewuste uitgangspunten, maar ze bepalen in hoge mate welke posities in een discussie worden ingenomen.
In de afgelopen tijd viel me op dat veel botsende argumenten terug te voeren waren naar twee ogenschijnlijk tegenovergestelde uitgangspunten. Het ene uitgangspunt was dat van het perspectief van het ”ik”. Een argument dat met dit perspectief samenhangt, is bijvoorbeeld: „Loop ik minder risico op besmetting als ik niet samen met mijn man bij mijn alleenwonende ouder op bezoek mag, terwijl diegene wel bij ons mag komen?” Het andere uitgangspunt was dat van het perspectief van ”de ander”. Een argument vanuit dit perspectief is: „Als mijn ouder elke dag één van haar zes kinderen met schoonkind ontvangt, dan komen er in één week twaalf in plaats van zes mensen die elk een risico op besmetting meebrengen. Daarom kom ik liever alleen.”
Als je deze argumenten naar de letter bekijkt, kun je niet zomaar stellen dat het ene redelijker is dan het andere. Daarom stokken discussies vaak op dit punt. Toch lijkt het dat degenen die de maatregelen wegen vanuit het perspectief van het ”ik” vaker ertoe neigen om de maatregelen losser toe te passen dan zij die de maatregelen beoordelen vanuit het perspectief van ”de ander”. En dan wordt het toch weer ingewikkeld, want als deze twee perspectieven tot tegenovergesteld gedrag leiden, kunnen ze niet allebei het juiste zijn, hoe redelijk de argumenten ook zijn.
Iemand die het complexe samenspel van perspectieven heeft afgezet tegen de vraag naar het juiste is Joan Tronto (1952), een hoogleraar politieke wetenschappen in de VS. In haar boek ”Moral Bounderies” (1993), waarin zij haar zorgethiek uitwerkt, definieert zij zorg als „een activiteit (…) die alles insluit wat we doen om onze ‘wereld’ in stand te houden, te continueren en te repareren, zodat we er zo goed mogelijk in kunnen leven.”
Zij onderscheidt meerdere fasen van zorg, die elk om een morele houding, een deugd, vragen die richting geeft aan wat het juiste is om te doen. De eerste fase is ”zorgen maken”; dit vraagt om ”aandacht”. De tweede fase is ”zorg op je nemen”; dit vraagt om ”verantwoordelijkheid”. De derde fase is ”zorg verlenen”; dit vraagt om ”bekwaamheid”. En de laatste fase is ”zorg ontvangen”; dit vraagt om ”ontvankelijkheid”. Later voegde ze daar nog een vijfde morele houding aan toe, namelijk die van ”solidariteit”, die ”gezamenlijkheid in zorg” mogelijk maakt. Deze zorgethiek gaat uit van principes zoals dat mensen onderling van elkaar afhankelijk zijn en dat mensen die worden getroffen door de gevolgen van iemands keuzes aandacht verdienen in verhouding tot hun kwetsbaarheid.
Maar klinken deze principes en de oproep tot aandacht, verantwoordelijkheid en ontvankelijkheid niet nog krachtiger door in de Bijbel? In Lukas 6:31 zegt de Heere Jezus in de Bergrede Zelf: „En gelijk gij wilt dat u de mensen doen zullen, doet gij hun ook desgelijks.” Dit laat zien dat het juiste tot zijn recht komt als ook het perspectief van ”de ander” in het oog gehouden wordt.
Veel maatregelen worden nu losgelaten. Dat geeft ruimte om met wat meer afstand te kijken naar ons perspectief en de mogelijkheid om te heroverwegen welk perspectief we werkelijk willen kiezen, voor het geval de maatregelen opnieuw nodig zullen zijn.
De auteur is universitair hoofddocent bij de afdeling Verplegingswetenschap van het UMC Utrecht.