80 jaar operatie Barbarossa: voor Moskou vond Hitler zijn Waterloo
Vernietigende luchtaanvallen en hevig artillerievuur verscheuren de stilte, tijdens de heldere zondagnacht van 22 juni 1941. Zo’n drie miljoen Duitse soldaten stromen over de grens, de Sovjet-Unie binnen, op naar Moskou. Operatie Barbarossa is begonnen.
De opmars is overweldigend, de verliezen voor het Rode Leger enorm. Stalin kan het niet geloven, wil het niet ook. Pas een ruime week later spreekt hij zijn volk toe.
Zo niet Hitler. Nog diezelfde ochtend –dinsdag 80 jaar geleden– richt hij zich via propagandaminister Goebbels tot de natie. In een radioboodschap spreekt hij over „de grootste opmars die de wereld ooit gezien heeft.” Ik heb, zegt de Führer, besloten het lot en de toekomst van het Duitse rijk en van ons volk weer in de hand van onze soldaten te leggen.
En inderdaad, operatie Barbarossa beslist het lot van de oorlog. Na een snelle start verwordt de Blitzkrieg tot een bloedbad, als de Duitsers zich stuklopen op Stalins legers en op de ijzige kou. Voor de poorten van Moskou neemt de oorlog een keer: het begin van het einde van het Derde Rijk.
”Lebensraum”, leefruimte, dat zocht Hitler in zijn veldslag. Maar de uitgestrekte oosterse vlakte werd een dodenakker voor honderdduizenden jonge levens.