Hof wijst claim nabestaanden treinkapers De Punt af
De Nederlandse staat handelde niet onrechtmatig bij het doodschieten van twee treinkapers bij de Punt in 1977. Nabestaanden van de twee kapers Max Papilaja en Hansina Uktolseja hadden via de rechter een claim ingediend. Deze is dinsdag door het hof in Den Haag in hoger beroep wederom afgewezen.
Papilaja en Uktolseja kaapten samen met zeven andere Molukse jongeren een trein met meer dan vijftig inzittenden bij De Punt in Drenthe. Op 11 juni 1977 maakten mariniers en de luchtmacht met geweld een einde aan de treinkaping, die toen al drie weken duurde. Bij die bevrijdingsactie, op last van de Staat, kwamen twee gegijzelde passagiers en zes kapers om het leven. Volgens de familie van Papilaja en Uktolseja werden de twee van dichtbij geëxecuteerd.
De Staat heeft altijd met klem ontkend dat er sprake was van executies en onrechtmatig toegepast geweld. Het hof is het daarmee eens. „Het was een chaotische situatie in de trein en het zicht was slecht.” De rechter zei dat mede hierdoor en omdat het al lang geleden is, niet meer exact te herleiden is wat er in 1977 gebeurde. „Er blijft onzekerheid bestaan. Bij twijfel kunnen de vorderingen niet toegewezen worden.”
De rechtbank oordeelde in juli 2018 ook dat het gebruikte geweld niet onrechtmatig was. De rechtbank bepaalde dat de mariniers in de „achteraf gezien onjuiste, maar oprechte en daarom verschoonbare” veronderstelling waren dat het geweld nodig was. De nabestaanden van de kapers gingen daarop in hoger beroep.
Advocaat Liesbeth Zegveld liet direct na afloop namens de nabestaanden weten erg teleurgesteld en verbaasd te zijn. „Hansina had 44 verwondingen, hoe kan je zeggen dat dat proportioneel is.”