Ontdekking
Jeremia 2:13
„Want Mijn volk heeft twee boosheden gedaan; Mij, de Springader van het levende water, hebben zij verlaten, om zichzelf bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden.”
Van kwaad tot goed, van zonde tot deugd te veranderen, is een goede prijzenswaardige en loffelijke zaak. Daarom zijn er zoveel vermaningen en opwekkingen in het Woord des Heeren, zoals in Jesaja 55:7: „De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot de Heere, zo zal Hij Zich over hem ontfermen; en tot onze God, want hij vergeeft menigvuldig.”.
Maar van het goede tot het kwade, van de deugd tot de zonde te keren, is een teken van de grootste dwaasheid, en zeer afkeurenswaardig, wat iedereen moet aangrijpen. Daarom vinden wij hier dat God bezig is de schreeuwende dwaasheid van Zijn volk klaar voor ogen te stellen, opdat zij zien zouden hoe onbetamelijk en redeloos haar gedrag was, wat na de voorafgaande aanklachten in onze tekstwoorden duidelijk voorgesteld wordt.
U weet dat wij al eerder gesproken hebben van de doodsheid die zich over Gods volk als een melaatsheid wijd en zijd uitgespreid heeft. Nu denken wij dat op die woorden ordelijk volgen moet een overtuiging van die wangestalte. Daarom hebben wij deze woorden verkozen, waarin wij deze zaken vinden: het verlaten van God, de enigen Heilbron, waarbij voorgesteld wordt het wanbedrijf van het volk in het algemeen. Immers: „Mijn volk heeft twee boosheden gedaan.” Maar ook: „Mij, de Springader van levende water, hebben zij verlaten.”
Alexander Comrie, predikant te Woubrugge (”Verzameling van Leerredenen”, 1749-1750)