Gezondheidszorg in arme landen stagneert
In 2002 zijn meer dan 11 miljoen peuters gestorven aan ziekten die goed te genezen zijn. Honderdveertig miljoen kinderen onder de vijf wegen te weinig. Elk jaar sterven wereldwijd ook nog altijd een half miljoen vrouwen aan zwangerschapscomplicaties.
De Wereldbank waarschuwde eind vorige week in een rapport dat er absoluut geen schot zit in de pogingen om de grote gezondheidsproblemen in de arme landen tegen 2015 in te dammen.
Tegen 2015 zou de wereld de sterfte bij kinderen onder de vijf met tweederde moeten terugdringen. Van de huidige zwangerschaps- en kraambedsterfte zou tegen die tijd nog maar een kwart mogen overblijven. Die ambitieuze voornemens maken deel uit van de Millenniumdoelen, een reeks ontwikkelingsdoelstellingen die de internationale gemeenschap in 2000 opstelde.
Er zijn nog andere doelstellingen die direct met gezondheid te maken hebben: de wereld zou de komende tien jaar het aantal hongerlijders in de wereld moeten halveren, de strijd tegen aids en malaria opvoeren en de toegang tot zuiver water en belangrijke geneesmiddelen vergroten.
Volgens de Wereldbank, de grootste internationale financier van ontwikkelingsprojecten, blijft vooral zwart Afrika haperen. In die regio lijkt de beoogde vermindering van de kindersterfte in geen enkel land haalbaar tegen 2015. Dat is dramatisch, want zwart Afrika noteert meer dan vier op de tien van alle sterfgevallen van kinderen jonger dan vijf wereldwijd. Slechts een op de zes ontwikkelingslanden zal er volgens de studie van de Wereldbank in slagen tegen 2015 de zwangerschaps- en kraambedsterfte met driekwart te verminderen. Vooral Latijns-Amerika en de Caraïben laten op dit vlak steken vallen.
Zelfs als de economie groeit en de ontwikkelingslanden meer vooruitgang boeken op het vlak van andere millenniumdoelstellingen -de strijd tegen armoede, onderwijs voor iedereen, duurzame ontwikkeling en meer internationale hulp- zullen de gezondheidsdoelstellingen voor veel landen onbereikbaar blijven”, voorspelt Wereldbank-voorzitter James D. Wolfensohn.
Op papier is het niet moeilijk om sneller vooruitgang te boeken. Er bestaan bijvoorbeeld goede geneesmiddelen tegen diarree, longontsteking en malaria, drie ziekten die verantwoordelijk zijn voor meer dan de helft van de kindersterfte wereldwijd. Maar dergelijke medicijnen blijven schaars in arme streken. De verdeling van aids-remmers is helemaal een ramp: in de ontwikkelingslanden hebben 6 miljoen mensen die geneesmiddelen dringend nodig, maar voorlopig kunnen slechts 300.000 seropositieven een behandeling volgen.
Veel mensen blijven ook verstoken van preventieve gezondheidszorg. In Zuid-Azië laat minder dan de helft van de zwangere vrouwen zich voor de geboorte onderzoeken. Bij amper een op de vijf geboorten komt medisch geschoold personeel kijken.
Critici van de Wereldbank zeggen dat de instelling zelf schuld draagt. Samen met het Internationaal Muntfonds heeft de bank arme landen er jarenlang toe aangezet op overheidsuitgaven te besparen en openbare diensten te privatiseren. In veel landen is het openbare gezondheids- en onderwijssysteem daardoor afgetakeld, terwijl drinkwater duurder werd. De aarzeling van de Wereldbank om het schuldenprobleem resoluut aan te pakken, maakt het arme landen moeilijk om weer meer te gaan investeren in die verkommerde sectoren, stellen ze.
In haar nieuwe studie raadt de Wereldbank de arme landen aan de overheidsuitgaven in de gezondheidssector op te trekken. Maar volgens de bank moeten veel landen ook een beter beleid gaan voeren en sterkere instellingen op poten zetten om ervoor te zorgen dat de investeringen ook arme bevolkingsgroepen en de bewoners van het platteland ten goede komen. Ontwikkelingslanden doen er ook goed aan om meer medisch personeel op te leiden, om zo de onafgebroken emigratie van gezondheidswerkers naar rijkere landen goed te maken.
De rijke landen zouden volgens de Wereldbank hun hulp voor gezondheidszorg moeten optrekken en „meer voorspelbaar” maken. Donorlanden zouden ook beter moeten gaan samenwerken. Dat zou er onder meer voor moeten zorgen dat de ontvangende landen niet langer tegenstrijdige adviezen krijgen.