Herstel van Israël zal plaatsvinden op Gods wijze
Als de volheid van de heidenen (het Koninkrijk van God) is binnengegaan, zal tegelijk met hen het volle getal van het volk Israël zijn binnengegaan. Zo zal heel Israël zalig worden.
Als volk zal Israël nog een tijd van bloei en vrede meemaken. Dat is de overtuiging van ds. J. M. J. Kieviet in de rubriek Welbeschouwd (RD 15-5). Hij ontleent dat aan het gesprek tussen Jezus en zijn discipelen vlak voor Zijn hemelvaart in Handelingen 1:6-8. De discipelen vragen of de Heere in hun tijd het Koninkrijk voor Israël weer zal herstellen.
Het herstel van Israël zal plaatsvinden op Gods tijd. Dat leest ds. Kieviet in Jezus’ antwoord. Daarom is hij het niet eens met de uitleg van Calvijn en de Statenvertalers dat de discipelen een ongeestelijke, nationalistische vraag stellen. Dat ben ik met hem eens, maar zijn eigen verklaring van dit gesprek is volgens mij evenmin juist. Daarom een korte verklaring van Handelingen 1:6-8.
Vraag
Jezus verkondigde het Evangelie van het Koninkrijk van God. In Hem was dat Koninkrijk nabijgekomen (Markus 1:14-15). In de veertig dagen tussen Zijn opstanding en hemelvaart sprak Jezus met Zijn apostelen over het Koninkrijk van God (Handelingen 1:3).
Geen wonder dat de discipelen in het afscheidsgesprek met Jezus vroegen of nu de tijd gekomen was voor het herstel van het Koninkrijk. Maar zij vroegen dat op deze manier: „Zult U in deze tijd voor Israël het Koninkrijk weer herstellen?”
Is er verschil tussen het ”Koninkrijk van God” en het ”Koninkrijk voor Israël”? Als dat zo is, hoe verhouden die twee zich dan tot elkaar? Komt eerst het herstel van het volk Israël en daarna het Koninkrijk van God, bij de wederkomst?
De vraag van de discipelen vloeit voort uit Jezus’ belofte in Handelingen 1:5 dat zij binnenkort de Heilige Geest zouden ontvangen. Deze belofte geldt voor „de laatste dagen” (Handelingen 2:17). Daarom is hun vraag naar het herstel van het Koninkrijk voor Israël niet verwonderlijk. Maar het Koninkrijk voor Israël is tevens Gods Koninkrijk voor alle volken. Denk maar aan Gods grote heilsbelofte aan Abraham (Genesis 12:1-3). Dat Koninkrijk van God, voor Israël en alle volken, zal in heerlijkheid komen bij Christus’ tweede komst. Is het bijna zover? is de vraag van de discipelen.
Antwoord
Jezus levert geen kritiek op hun vraag, zoals vaak wordt gedacht. Het is Hem namelijk duidelijk dat zij vragen naar de definitieve komst van Gods Koninkrijk. Omdat alleen de Vader dat tijdstip kent, is het niet hun zaak „de tijden of gelegenheden” te weten. Deze formulering is een vaste uitdrukking voor de komst van Gods Koninkrijk. Het moment blijft voor hen onbekend.
Maar Jezus vertelt de apostelen wel dat God Zijn Koninkrijk zal laten komen door hen in te schakelen. Hij geeft hun deze dubbele belofte: zij zullen de kracht van de Heilige Geest ontvangen en zij zullen Zijn getuigen zijn in Jeruzalem en in de rest van Israël, en vervolgens in heel de wereld. Op deze wijze laat God Zijn Koninkrijk komen.
Vervulling
Belangrijk in dit verband is het verslag over de cruciale apostolische vergadering in Handelingen 15. In die vergadering ligt de vraag op tafel hoe de relatie is tussen het volk Israël en de niet-Joden die tot geloof in Christus komen. Petrus stelt in zijn wezenlijke bijdrage dat er in het geloof geen onderscheid is tussen Joden en niet-Joden. Door de genade van de Heere Jezus Christus worden allen op dezelfde wijze zalig (Handelingen 15:9-11).
Daarna geeft Jakobus de doorslag met een citaat uit Amos 9:11-12. In die profetie belooft de Heere dat Hij de vervallen hut van David weer zal herstellen. De renovatie van het vervallen koningshuis van David gaat gepaard met het herstel van het Koninkrijk voor Israël. Dat betekent heil voor het volk Israël. Maar God is ook genadig voor de andere mensen die Hem zoeken, en voor alle heidenen over wie Zijn Naam is uitgeroepen. Dat was God altijd al van plan, vervolgt Jakobus (Handelingen 15:18). Daarbij doelt hij ongetwijfeld ook op Gods belofte aan Abraham dat in hem alle volken op aarde gezegend zullen worden. Die belofte gaat in vervulling in Jezus, de Zoon van Abraham, de Zoon van David. Hij vernieuwt de dynastie van David en daarmee het Koningschap voor Israël. Dat blijkt ook tot zegen voor de niet-Joden. Allen die Jezus als Koning belijden, horen tot het volk van God. Zij zullen bij de wederkomst van Koning Jezus het Koninkrijk van God mogen binnengaan.
Zalig
In Romeinen 11:25-26 vat Paulus het krachtig samen: als de volheid van de heidenen (het Koninkrijk van God) is binnengaan, zal tegelijk met hen het volle getal van het volk Israël zijn binnengegaan. Zo zal heel Israël zalig worden. Het herstel van Israël zal plaatsvinden op Gods wijze.
De auteur is emerituspredikant in de Christelijke Gereformeerde Kerken