Britse identiteit tanende in Noord-Ierland
Steeds minder Noord-Ieren voelen zich Brits volgens een opiniepeiling die maandag is gepubliceerd op de honderdste verjaardag van de creatie van Noord-Ierland. Volgens de peiling van de Belfast Telegraph beschouwt al een derde van de bevolking zich Noord-Iers en niet speciaal Brits. Vooral jongeren hebben weinig met de identiteitskwestie die de regio al zo lang diep verdeelt in enerzijds Noord-Ieren die beslist bij de rest van het Britse koninkrijk willen blijven en anderzijds die fanatiek ijveren om de scheiding van de rest van Ierland ongedaan te maken. Ook ontkerkelijking en immigratie verzwakken de posities van de tegenpolen.
De ‘unionisten’ of ‘loyalisten’ zijn trouw aan de unie met de rest van het Verenigd Koninkrijk. Het is deze overwegend protestantse bevolkingsgroep die de afscheiding van het industriële noorden van Ierland in mei 1921 heeft bewerkstelligd. De meest fanatieke unionisten zijn lid van verenigingen die zich Oranjeordes noemen naar hun held ‘King Billy’, koning stadhouder Willem III van Oranje-Nassau (1650-1702). Die had eind zeventiende eeuw een rooms-katholieke rivaal definitief uitgeschakeld in een grote veldslag in het noordoosten van Ierland.
De unionisten verharden in het gedrang hun standpunten volgens de opiniepeilers. En 90 procent van de ondervraagden uit deze groep vindt dat de hereniging van Ierland de vrede in gevaar brengt. Eerdere peilingen gaven al aan dat de pro-Britse Noord-Ieren na honderd jaar dominantie een minderheid zijn geworden. In de peiling van het afgelopen weekend stelt 52 van de ondervraagden zich net zo Iers te voelen als de bewoners van de republiek. Maar het ongedaan maken van de scheiding met een referendum lijkt de ondervraagden af te schrikken uit angst voor geweld of economische schade. Slechts 35 procent van de ondervraagden in Noord-Ierland wil snel hereniging, 44 procent is er tegen. In de republiek wil 67 procent Noord-Ierland terug hebben.
Heel Ierland hoorde bij het Britse Rijk toen aan het begin van de vorige eeuw de roep om zelfbestuur steeds luider werd. Maar veel vooral protestantse Ieren in het dichtbevolkte industriële noorden wilden niet bij een nieuwe ‘Ierse Vrijstaat’ horen die door rooms-katholieken zou worden gedomineerd. Op 3 mei 1921 werd daarom het grootste deel van de noordelijke regio Ulster als autonoom losgemaakt van Ierland. Het ging vrijwel uitsluitend om gebieden waar pro-Britse protestanten een meerderheid hadden. Dit stelde ze in staat niet te worden opgenomen in een steeds onafhankelijker wordend Ierland. Dat verbrak in 1949 de laatste banden met Londen en werd een republiek.