„Als de bolita’s klem zitten of lekken”
Hagelwitte stranden, azuurblauwe zee, luxe hotels en enorme cruiseschepen. Achter de toeristische façade van Curaçao gaat een duistere wereld schuil. Op het Antilliaanse eiland lijkt iedereen betrokken bij de cocaïnesmokkel. Terwijl Nederland in rep en roer is over de toevloed aan drugskoeriers, maakt men zich op Curaçao niet druk. Het is slikken of armoe. Deel 4 in een serie: In het ziekenhuis.
De ramen van het St. Elisabeth Hospitaal staan wijd open. De altijd aanwezige wind op Curaçao brengt verkoeling op de zalen. Ook de geluiden uit de volkswijk Otrobanda waaien naar binnen. Toeterende, altijd maar die toeterende auto’s.
Op de afdeling radiologie, ergens in de krochten van het St. Elisabeth, is het stil. Op de gang zit een man met boeien om zijn enkels. Naast hem een bewaker. Na enkele minuten wachten verdwijnen ze samen in de zogenaamde ”Bekijkkamer”. Bolletjes?
Kan goed, zegt co-assistent Wouter Mol. „Soms worden de slikkers meer dood dan levend voor de ingang van het ziekenhuis gedumpt.” Problemen zijn er dan al voordat het vliegtuig naar Nederland vertrekt. „Gaatje in een cocaïnebolletje, het spul gaat lekken, de man krijgt verschijnselen van een overdosis. Wat moet de bende anders dan hem dumpen bij de eerste hulp?”
Voor een doctoraalscriptie aan de Rijksuniversiteit Groningen deed Mol (29) de afgelopen drie maanden in het St. Elisabeth Hospitaal onder supervisie van radioloog J. W. A. Reeders onderzoek naar de problematiek van de bolletjesslikkers. „Een actueel probleem”, zegt hij met gevoel voor understatement, „hier en ook in Nederland.”
Hij zag lui met één bolletje in de maag voorbijkomen, maar ook met 145 in alle darmen. „Een gemiddelde slikker draagt 45,3 bolletjes met een gewicht van tussen de 3 en 8 gram per bolletje.” Op röntgenfoto’s wordt de buit zichtbaar. Mol hangt een aantal foto’s op de lichtbak. Bij een vrouw is duidelijk een piercing door haar navel te zien. De maag en darmen van de man ernaast zijn vergeven van de bolletjes.
Wie denkt dat de bolita’s -zoals de bolletjes op de Antillen heten- een eenheidsworst zijn, zit fout. Mol onderscheidt drie typen. „Als de cocaïne los in een condoom of een ballon zit, zie je een witte vlek op de röntgenfoto. Is het spul wat meer in elkaar geperst, dan krijg je een wazige vlek.” Bij de derde methode wordt de cocaïne keihard geperst en vacuüm verpakt, net als bij een pak koffie. „Er zit dan geen lucht meer in de verpakking. Zulke bolletjes zijn heel moeilijk te zien op een foto.”
Het St. Elisabeth Hospitaal, met dik 500 bedden het grootste van de Nederlandse Antillen, is al jaren ’vertrouwd’ met de bolletjesslikkers. Tot december 1999 werd iedereen die op de internationale luchthaven van Curaçao met bolletjes in de buik werd betrapt, naar het ziekenhuis gestuurd. Twee keer een bolletjesvrije ontlasting was het teken om weer te mogen gaan.
Na een schietpartij in het ziekenhuis en toenemende gevoelens van onveiligheid onder het personeel komen de slikkers nu alleen nog op medische indicatie. „Als de bolita’s klem zitten of lekken.”
Het ziekenhuis behandelde de afgelopen vijf jaar 452 bolletjesslikkers. Daarvan werden er 367 door de politie binnengebracht en kwamen er 85 min of meer uit zichzelf. Slikkers die geopereerd moeten worden, vormen een extra probleem. Ze mogen niet weg, maar kunnen wel bezoek krijgen van ongure types die hun coke terug willen zien. Een aparte verdieping voor betrapte slikkers moet uitkomst bieden.
Mol blijft na zijn afstuderen werken op het eiland. Hij solliciteerde als arts op de EHBO van het St. Elisabeth. Van de bolletjesslikkers is hij nog niet af. „De douane weet wie er slikt; ze kennen de mensen. Het zou verstandig zijn hen tegen zichzelf te beschermen. Het bolletjesprobleem is een menselijk probleem. Daarin heb je als overheid ook een taak.”
Donderdag deel 5: Op het vliegveld.