Column (Henk Massink): Conservatief en toch klimaatgek
Je kunt conservatief zijn en een redelijk streng klimaatbeleid nastreven. Dat lijkt niet vanzelfsprekend.
Zeker niet voor Nederlanders en ook niet – om nog maar een volk te noemen – de Amerikanen. Nederlandse conservatieve politici spreken, zeker als ze wat populistisch aangelegd zijn, al snel van klimaatgekkies als ze hun progressieve collega’s bedoelen, en allen die sympathie voor hun ideeën hebben.
In Nederland is er een sterke tegenstelling tussen meer vooruitstrevende partijen en meer behoudende partijen als het om klimaatbeleid gaat. Ik durf hier de tegenstelling ”links” en ”rechts” niet meer te gebruiken omdat die niet meer helemaal opgaat. Een partij als de PVV heeft een sociaal gezicht maar is tegelijkertijd een fel tegenstander van een stevig milieubeleid.
Het Verenigd Koninkrijk laat zien dat je conservatief kunt zijn en toch een stevig klimaatbeleid kunt voeren. Dat bewijzen recente cijfers over de terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen in dat land. Ons buurland realiseerde in 2020 een reductie van bijna 50 procent van de CO2-uitstoot in vergelijking met 1990. De effecten van de coronacrisis hebben daar in het laatste jaar zeker aan bijgedragen. Maar dan nog blijft het een indrukwekkende prestatie.
Hoe kan dat? Het Verenigd Koninkrijk heeft sinds 2010 een conservatieve premier en vanaf 2015 een conservatieve meerderheid in het parlement. Mocht de Britse regering een gematigd klimaatbeleid hebben willen voeren, dan was daar alle gelegenheid voor geweest. Dat heeft ze niet gedaan. Al in 2008 trad aan de overzijde van de Noordzee een Klimaatwet in werking. Die voeren ze daar nu netjes uit.
Ook de Britse premier Boris Johnson doet daaraan mee. Toen hij in 2019 zijn uiterste best deed om de parlementsverkiezingen te winnen, hanteerde hij een tienpuntenplan. Een van die punten was zijn inzet voor het klimaatbeleid. Misschien, zo kan iemand mij tegenwerpen, moest hij daar wel iets mee om alle aandacht op zijn inzet voor het vertrek uit de EU te kunnen richten. Om zoveel mogelijk kiezers te trekken, zou hij dan ook een wat groener gezicht moeten tonen.
Hoe het ook zij, daar bleef het niet bij. Midden in de coronacrisis kwam hij eind vorig jaar, aan de vooravond van de brexit, opnieuw met een tienpuntenplan om groen uit de crisis te komen. Dat plan moet garanderen dat het Verenigd Koninkrijk in 2050 klimaatneutraal is.
Graag leg ik even de vinger bij het opmerkelijke feit van de combinatie van de brexit en zo’n sterke inzet op het klimaat. Dat is voor een conservatief denkende Nederlander toch haast een innerlijke tegenstrijdigheid. Ben je bijna verlost van die (in jouw ogen) allesoverheersende Brusselse bureaucratie en dan ga je zo’n gigantische inzet op klimaatbeleid plegen. En toch gebeurt dat dus.
Ja, maar Johnson wil groen uit de crisis komen. Daarom wil hij in 2030 stoppen met de verkoop van auto’s die rijden op fossiele brandstof. Verder wil hij de productie van windenergie op zee vier keer zo groot maken. Hij zoekt daarnaast naar alternatieve energiebronnen als waterstof en ook kernenergie. Hij wil extra bomen planten, CO2 gaan opslaan en het openbaar vervoer schoner maken. Uiteindelijk moet dit alles leiden tot een vergroening van de economie die maar liefst 250.000 banen oplevert.
De toonaangevende conservatieve filosoof Roger Scruton, die vorig jaar overleed, heeft de Britten zeker niet geïnspireerd tot dit beleid. Als het aan hem lag, zou er geen nationaal beleid voor energie, milieu en klimaat moeten komen. Want dat regel je, zo leerde deze denker, in je eigen lokale omgeving. De plek waar je woont, die heb je lief en die onderhoud je zorgvuldig. Maar je kent niet aan een nationale, laat staan een Europese overheid de bevoegdheid toe om dit te organiseren.
Het Britse klimaatbeleid van het afgelopen decennium laat zien dat het effectief is geweest en een belofte voor de toekomst inhoudt. Je kunt conservatief zijn en toch serieus werk maken van klimaatbeleid. Dat kan binnen en dat kan buiten de EU.
De auteur publiceert over levensbeschouwing in relatie tot duurzaamheid.