„Rouwende ouder zou niet moeten knokken voor verlof”
Na het verlies van een kindje in de moederschoot is tijd en ruimte voor verdriet belangrijk, zeggen Jan (43) en Beance (44) Kloosterman. Het echtpaar uit Apeldoorn verloor drieënhalf jaar geleden hun vijfde kindje na een zwangerschap van twintig weken. Het kabinet onderzoekt momenteel of ouders in zo’n situatie betaald rouwverlof kunnen krijgen.
Tevergeefs zoekt de verloskundige bij de 20 wekenecho naar een kloppend hartje. „Ik kan het niet vinden”, zegt ze. Terwijl het echtpaar de adem inhoudt, roept de jonge vrouw er een ervaren arts bij. Ook die neemt geen leven meer waar. „Je krijgt een slag waardoor je verdooft”, zegt Jan. „Er breekt iets, er knakt iets.”
Het gebeurt in de zomer van 2017, net na hun vakantie. Beance heeft kort ervoor nog leven gevoeld. Waardoor het misging, kunnen de artsen ook achteraf niet ontdekken. Zij: „Voor ons was dat een troost: Jonathan is niet voor ons gemaakt; de Heere heeft hem voor Zichzelf gemaakt. Zijn bestemming was niet hier. Tegelijk wil je zo graag voor hem zorgen en hem leren kennen.” Hij: „We mogen geloven dat onze zoon bij de Heere is. Hij is voluit levend. Dat is geen psychologische fantasie, maar een reële werkelijkheid.”
„Elk kind wordt geboren met het doel om de Heere groot te maken”, vervolgt Beance. „Maar als vader en moeder wil je dat hier.” Jan: „Je bent verdrietig en huilt erom, maar de goedheid van de Heere is niet ter discussie komen te staan. Geen enkele keer. Hij heeft het niet fout gedaan. Al begrijp ik er niks van.”
Ziekteverlof
Het echtpaar kiest ervoor de bevalling drie dagen later op te wekken in het ziekenhuis. „Hij was zo groot als m’n hand”, vertelt Jan, terwijl hij naar zijn handpalm kijkt. „Alles zat erop en eraan. Vingertjes, nageltjes. Mooi om te zien. Tegelijk was de stilte diep aangrijpend.” Jan en Beance geven het jongetje de naam Jonathan – geschenk van God. In kleine kring wordt hij begraven.
Een week na de geboorte beginnen de scholen weer. Voor het stel betekent dat normaal gesproken: aan het werk. Beance blijft tot de herfstvakantie met ziekteverlof. „Ik kreeg alle ruimte van mijn werkgever. M’n hoofd trok het niet om te werken, qua concentratie en energie. En zo kon ik er ook voor de andere kinderen zijn.” Jan: „Je was ook kraamvrouw. Los van de rouw heb je hersteltijd nodig, net als na een gewone bevalling.”
Toch kan het echtpaar geen beroep doen op een verlofregeling of kraamzorg aanvragen. Daarvoor komen ouders pas in aanmerking na een zwangerschap van 24 weken of langer – de officiële grens van levensvatbaarheid. Het echtpaar Kloosterman denkt dat het goed is als mensen in dit soort situaties ruimte en tijd krijgen voor hun verdriet. Dat moet volgens hen niet afhangen van de mogelijkheden die een werkgever biedt. „Mensen zouden daar niet zelf voor moeten knokken”, vindt Beance.
Zelf dacht ze aanvankelijk weer snel aan de slag te kunnen, maar de impact blijkt groter dan gedacht. „Het lukte niet, ook al voelde ik me lichamelijk weer goed.”
Jan pakt een week na de begrafenis zijn werk als directeur op de Fruytier scholengemeenschap weer op. Wel zegt hij afspraken ’s avonds af en zet hij het raadswerk voor de SGP even op een laag pitje. „Je bent eerder moe, sneller overprikkeld en labiel.”
Naast verlofregelingen pleit hij ook voor betere bespreekbaarheid op de werkvloer. Zo waardeerde hij een bezoek van zijn werkgever destijds enorm. Net als gesprekken met collega’s die eenzelfde verlies meemaakten.
Het echtpaar erkent dat niet iedereen het fijn vindt om op het werk over rouw en verdriet te praten. Het past ook niet op elk moment. Beance: „Ik ben zelf weleens doorgelopen toen een collega vroeg hoe het ging. „O, wel goed”, zei ik dan.” Hun advies over meeleven? „Laat maar merken dat je het niet weet, maar dat je wel wilt praten”, zegt Jan.
Kraambezoek
Lange tijd vindt Beance kraambezoeken lastig. Ze zei eens „liever niet”, toen ouders vroegen of ze de baby wilde vasthouden. „Natuurlijk gun je anderen dit geluk. Je wilt je emoties daar ook niet overheen leggen. Het mooiste is als er voor zowel vreugde als verdriet ruimte is.”
Jan is dankbaar voor de manier waarop vrienden en familie na 2017 vertelden in verwachting te zijn. „Soms belden ze hakkelend op, nog voor de rest van de familie het wist. Of ze zeiden: We kunnen dit niet goed doen, maar we willen het ook aan jullie vertellen.”
Het hielp hem dat er mensen mee wilden naar het graf. „Ze hoefden niet veel te zeggen. Alleen met aandacht een poosje met je verdriet mee te lopen. Ik ben dankbaar als mensen dat ongemak willen verdragen.”
Soms speelt het gemis ineens op. Als hij een mannetje van drieënhalf ziet, bijvoorbeeld. „Dan denk je: dit had z’n maatje kunnen zijn. Je vraagt je af hoe Jonathan geweest was. Je komt je eigen verlangen tegen in het verdriet.” Verwerking vindt hij een verkeerd woord. „Afval verwerk je, zei iemand eens. Verwerken klinkt alsof je het verdriet vermaalt en achter je laat. Rouw draag je. Je leert het dragen.”