Hoge Raad: zaak Pettense campingmoord moet over
De zaak van de Pettense campingmoord uit de jaren negentig moet opnieuw worden behandeld. De Hoge Raad besloot dinsdag de zaak naar een ander gerechtshof, het hof van Den Haag, te verwijzen.
De zaak draait om de dood van de 41-jarige Peter Teschke. Hij werd in juli 1994 doodgestoken op een camping, na een met alcohol doordrenkte avond. Verdachte Frank V., eveneens een Duitser, bekende aanvankelijk. Vervolgens herriep hij die bekentenis. De rechtbank sprak V. in eerste instantie vrij, maar in hoger beroep kreeg hij alsnog vijf jaar. Die straf heeft hij grotendeels uitgezeten.
Een rechtspsycholoog concludeerde dat de bekentenis mogelijk vals is. Volgens de Hoge Raad is door deze nieuwe aanwijzing voldoende twijfel ontstaan over het bewijsmateriaal dat vooral gestoeld is op de bekentenissen van V.
De Hoge Raad beschouwt het rapport van de rechtspsycholoog als een zogeheten novum - een nieuw gegeven dat de veroordelende rechter tot een ander oordeel had kunnen brengen. Een novum is noodzakelijk voor een geslaagd herzieningsverzoek.
De politie verdacht aanvankelijk iemand anders, maar kwam uiteindelijk uit bij V., die in gezelschap had verklaard dat hij had gedroomd dat hij de stiefvader van zijn vrouw had gestoken. In politieverhoren erna verklaarde V. dat hij vermoedelijk met een mes op het slachtoffer was gevallen en dat hij het gedaan had. In de verhoren daarna werden zijn bekennende verklaringen steeds gedetailleerder. Vanaf 21 juli 1994 is hij het delict gaan ontkennen.
In 2020, 25 jaar na zijn veroordeling door het hof, is door de advocaten van V. een herzieningsverzoek ingediend. Aanleiding was een onderzoek naar zijn bekentenissen. De advocaten voerden ook nog een getuige op in Duitsland die van een inmiddels overleden man had gehoord dat hij iemand in Nederland om het leven zou hebben gebracht en dat daar twee mensen bij waren (die behoorden tot de groep die op de camping in Petten verbleef). Deze nieuwe verklaring heeft volgens de Hoge Raad „onvoldoende gewicht om te kunnen gelden als novum”.