Politiek

„Onwenselijk als Kamerleden elkaar beoordelen via moties"

Tweede Kamerleden moeten zich matigen en geen moties van afkeuring indienen tegen elkaar. „Anders is het einde zoek”, aldus Paul Boven’Eert, hoogleraar staatsrecht in Nijmegen.

19 April 2021 20:41
CDA-Kamerlid Omtzigt droeg tijdens zijn beëdiging een mondkapje met daarop een toespeling op een notitie van D66-verkenner Ollongren die onbedoeld op een foto werd vastgelegd.  beeld, Werry Crone
CDA-Kamerlid Omtzigt droeg tijdens zijn beëdiging een mondkapje met daarop een toespeling op een notitie van D66-verkenner Ollongren die onbedoeld op een foto werd vastgelegd.  beeld, Werry Crone

​Bovend’Eert volgde het Kamerdebat over de Omtzigt­affaire twee weken geleden met meer dan gemiddelde belangstelling. Hij zag hoe de Tweede Kamer een motie van wantrouwen van de PVV tegen premier Rutte verwierp en een motie van afkeuring tegen de VVD-voorman aanvaardde.

Moties van wantrouwen en afkeuring tegen medeleden. Kan de Tweede Kamer dat wel maken?

„Moties zijn in principe gericht tegen bewindslieden. Daarin zit meestal een wens, een verlangen of een oordeel over het beleid. Soms worden er andersoortige moties aangenomen, bijvoorbeeld over het profiel van de voorzitter.

Het is allereerst van belang om te bekijken tegen wie de twee moties waren gericht. De motie van wantrouwen van PVV-voorman Wilders was gericht tegen de demissionaire minister-president. Als die was aangenomen had Rutte direct op moeten stappen als premier. Hij had wel Kamerlid kunnen blijven. De motie van afkeuring van D66-fractievoorzitter Kaag en haar CDA-collega Hoekstra was expliciet gericht tegen VVD-fractieleider Rutte. Uit de toelichting van de indieners bleek dat die motie was bedoeld om de liberaal een tik op de vingers te geven omdat hij in de media niet de waarheid sprak over de positie van Omtzigt.

Het indienen van een motie van wantrouwen tegen demissionaire bewindslieden gebeurt wel vaker. Maar dat er een motie van wantrouwen wordt ingediend tegen een demissionaire minister-president, dat is wel uniek. Maar de Kamer handelde niet in strijd met de regels van het staatsrecht omdat de motie van wantrouwen tegen de premier was gericht.”

Hoe zit dat met de motie van afkeuring?

„De motie van afkeuring is een ander verhaal. Die was namelijk gericht tegen een mede-Kamerlid. Ik vind het onwenselijk als Kamerleden via moties oordelen uitspreken over het handelen van elkaars handelen. De hoofdtaak van het parlement is het controleren van de regering en het behandelen van wetten.

Stel je voor dat de Kamer opnieuw die kant op gaat en bijvoorbeeld uit gaat spreken dat FVD-voorman Baudet discriminerende of antisemitische uitlatingen deed en die uitspraken veroordeelt. Dan blijf je bezig. Dan voegt die Kamer een vreemd element toe aan zijn werkwijze.

De coalitiefracties van CDA, D66 en CU hadden beter kunnen zeggen: „We keuren de handelwijze van VVD-voorman Rutte af, maar steunen de motie van wantrouwen niet.””

Wat vindt u ervan dat niemand in de Tweede Kamer zijn staatsrechtelijke vinger opstak?

„Ik denk dat de dames en heren politici in de hitte van de strijd de grenzen die het staatsrecht stelt, even niet helder voor de geest hadden.”

De gezagsgetrouwe SGP steunde ook de motie van wantrouwen die als consequentie had dat Rutte direct het veld had moeten ruimen. Wat zegt u dat?

„Dat de SGP het heel hoog opnam dat Rutte reeds bij de verkenningsopdracht de positie van Omtzigt aankaartte en dat hij daar ook nog eens over jokte. Daarmee heeft de SGP een heel krachtig signaal afgegeven. Het was namelijk niet de eerste keer dat Rutte stelde dat hij zich bepaalde zaken niet kon herinneren.”

Het onderling vertrouwen tussen de fracties in de Kamer is ernstig geschonden. Komt dat weer goed?

„Ik kan me –met de Tweede Kamer– níét voorstellen dat Rutte níét sprak over de CDA’er Omtzigt. En dat de twee verkenners, Jorritsma en Ollongren, zich dit niet konden herinneren, is eigenlijk te gênant voor woorden.

Dat onderling vertrouwen in Den Haag komt weer terug, daar ben ik niet bang voor. Het land moet geregeerd worden. Politieke partijen weten dat ook; ze moeten samenwerken.

Minstens zo erg is dat burgers door de affaire het vertrouwen in de politiek verliezen. Dat moeten de Haagse politici weer terug zien te winnen. Dat is een hele klus. Vertrouwen gaat te paard en komt te voet.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer