Opinie

Gendertaal: Elk volk krijgt de taal die het verdient

Taal is niet neutraal. Door de hele geschiedenis heen bleken goedgekozen woorden beslissend bij verkiezingen, kerkscheuringen en oorlogen. Is het nieuwe genderneutrale Koningsspelenlied (”Hij of zij of X”) ook zo’n taalstootje onder de gordel?

19 April 2021 11:33
Het Sportpalast in Berlijn. beeld picture alliance/dpa
Het Sportpalast in Berlijn. beeld picture alliance/dpa

„Willen jullie de totale oorlog?” Het is 18 februari 1943. Het Sportpaleis in Berlijn kan 14.000 bezoekers bevatten en is tot de nok gevuld. Boven het immense podium hangen hakenkruizen en metershoge letters: ”Totaler Krieg – Kürzester Krieg”. Het mannetje op het podium lijkt nietig, maar zijn stem schalt tot in de verste hoeken van de theaterzaal.

Bijna twee uur lang, 109 minuten, duurt de rede van Joseph Goebbels, Hitlers minister van Propaganda. Een paar weken eerder leed Duitsland een gevoelige nederlaag bij de slag om Stalingrad. Op hem rust nu de zware taak om het Duitse volk nieuwe moed in te spreken. Dat is nodig, want Hitler wil nóg meer soldaten mobiliseren.

De zaal is gevuld met een zorgvuldig geselecteerd publiek dat op commando applaudisseert. Miljoenen Duitsers volgen de rede via de radio. Zij kunnen de reusachtige letters boven het podium niet lezen, maar horen wel het aanhoudend gejuich van de joelende menigte: „Ja, Sieg Heil!” De boodschap is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Alle Duitsers denken voortaan maar aan één zaak: oorlog, totale oorlog, radicale oorlog. Goebbels sluit zijn rede af met de oproep: „Nu, volk, sta op en de storm barst los!”

De rede van Goebbels is het schoolvoorbeeld geworden van hoe je een menigte toehoorders kunt ophitsen. De trucjes in de rede van Goebbels –van oorsprong taalkundige– hoefde hij niet zelf te bedenken, want propaganda bestond al in het Romeinse Rijk. Julius Ceasar moest zich behelpen met muurkranten, pamfletten en boeken, maar Mussolini, Hitler en Goebbels zetten radio, bioscopen en straatluidsprekers in. Volksmenners konden daarmee niet alleen hun eigen verhaal, maar ook het bijbehorend applaus op een grote menigte overbrengen.

De rede van Goebbels en andere nazipropaganda is uitvoerig geanalyseerd. Een van de kenmerken is het strooien met nieuwe woorden die gemakkelijk te onthouden zijn en snel door media opgepakt worden. Vaak zijn ze bedoeld om het wij-zij-denken te versterken, zodat een vijandbeeld ontstaat. Duitsers waren Germanen en Ariërs, Joden waren Untermenschen en parasieten. Goebbels bedacht een nieuw woord voor hen: die Weltpest, vandaag de dag te vertalen als: de pandemie.

Het kost weinig moeite om dezelfde strategie te ontdekken bij hedendaagse politici en lobbyisten. Denk aan termen als kopvoddentaks, plofkip, haatimam, tuigdorp, pedopriester, witte mannen en hoernalisten: stuk voor stuk beladen termen die de opvatting van de spreker verraden. Of aan het lugubere woordgebruik bij het Joods-Palestijnse conflict: er drupt bloed uit producten van de bezettingseconomie. De werking ervan wordt versterkt door de megafoon van de nieuwe media.

Simpele zinnen

Taal is niet neutraal, dat is glashelder. Maar kun je inderdaad met wat slimme trucs een mensenmassa naar je hand zetten? Die vraag dook vorige week op bij de discussie over genderneutrale taal in het Koningsspelenlied. Nu staat de genderideologie ongeveer haaks op het gedachtegoed van het nationaalsocialisme, maar daarom kunnen ze voor hun communicatie wel uit dezelfde gereedschapskist putten. Dát er vanuit allerlei nationale en internationale organisaties een sterke druk is om het genderneutrale denken te bevorderen, lijdt geen twijfel. En dát taal een van de wapens in de genderstrijd is, evenmin. De vraag is echter of mensen werkelijk anders gaan denken door genderneutrale taal.

Een van de deskundigen die de nazipropaganda onder de loep nam, is de in 2017 overleden taalwetenschapper Maarten van den Toorn. In zijn boek ”Wij melden u den nieuwen tijd” somt hij de ingrediënten op. Nummer één is het door herhaling erin hameren van simpele ideeën bij een brede massa. Welnu, meer dan een miljoen kinderen oefenen volgende week voor Koningsdag met het lied ”Zij aan zij”, vol ritmische korte zinnetjes. Vier keer komt het refrein terug: „Ik en jij, dat is wij / daarom staan we zij aan zij / maakt niet uit, hier of daar / zij aan zij met elkaar / kijk hoe mooi, in de mix / hij of zij of X / ik en jij, dat is wij / zij aan zij.”

Die X is geen vergissing, maar werd bewust toegevoegd om het „belang van inclusiviteit” te benadrukken, zei een woordvoerder van de omroep BNNVARA. Inclusiviteit? Ook dat woord komt uit de trukendoos van de genderstrategie: gebruik positieve, politiek-correcte termen. Dat sluit aan bij het tweede wapen dat Van den Toorn noemt: een tendentieuze voorstelling van zaken door verdraaiing van de waarheid, om de ‘eigen partij’ duidelijker te onderscheiden van ‘de vijand’. Inclusief betekent dat er plek is voor iedereen en dat allen gelijk behandeld worden – nu, zo hoort het toch, daar kun je toch geen bezwaar tegen hebben? De tegengestelde woorden klinken juist negatief: uitsluiten, afwijzen, discrimineren. Daar maak je je schuldig aan als je alleen spreekt over hij en zij, over jongens en meisjes, over vader en moeder. Dat is transfoob, dan hoor je bij de vijand.

Gespreid bed

Kinderen gaan door het leren van zo’n liedje niet genderneutraal denken, zeiden enkele deskundigen vorige week. Dat zei Van den Toorn ook: wie wil weten waarom Duitsland een nazistaat werd, moet niet alleen bij taalkundigen te rade gaan, maar historische, economische, politieke en sociale factoren meewegen. Klopt, maar daarmee is het lied niet minder verontrustend. Het Nederlandse gelijkheidsdenken is een gespreid bedje voor genderideologen. En dan is een ander onderzoek van toepassing, van twee Amerikaanse wetenschappers die in Zweden de invloed van geslachtsloze voornaamwoorden bestudeerden. Zij trainden een groep mensen om het geslachtsloze genderneutrale voornaamwoord ”hen” te gebruiken in plaats van ”han” (hij) of ”hon” (zij). Nadien waren zij, meer dan de anderen, ontvankelijk voor genderneutrale opvattingen over politieke en maatschappelijke vraagstukken.

Kortom, ook al hebben voorstanders van genderneutraliteit en inclusief denken niets gemeen met het nationaalsocialisme, ze beheersen net als tal van politici en opinieleiders de kunst om taal voor hun kar te spannen. Dat is wel degelijk reden tot zorg, want deze niet-neutrale taal verkrijgt zijn verderfelijke invloed door aan te sluiten bij de heersende cultuur. Afwijzen van zo’n lied is noodzakelijk, maar raakt niet de wortels. Daarvoor moet de spa dieper in de grond, want elk volk krijgt de taal die het verdient.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer