Toch verzoend
Handelingen 6:7
„En het Woord Gods wies en het getal der discipelen vermenigvuldigde te Jeruzalem en een grote schare der priesters werd het geloof gehoorzaam.”
Jezus liet Zich aan vrienden zien, niet aan vreemden. En terwijl Zijn vrienden verkondigden, kwamen de vreemden tot geloof. En wie vreemd was, werd Zijn vriend. Velen namelijk van hen –dit lezen we in Handelingen– die de Heere hebben gekruisigd, die bezoedeld zijn door het vergieten van Zijn bloed, hebben gezegd: „Zijn bloed kome over ons en onze kinderen.” Zij hechtten later wel geloof aan de verkondiging van de apostelen. Zijn bloed kwam werkelijk over hen die nog moesten worden gereinigd en niet verloren mochten gaan. Het bloed kwam over sommige mensen tot hun ondergang en over anderen tot hun reiniging. Rechtvaardig was het bloed dat over mensen kwam die verloren moesten gaan. Barmhartig was het bloed dat over mensen kwam die gereinigd moesten worden.
Ook nu is het geloof toch niet van iedereen? Zoals in die dagen bij de Joden zelf sommigen wel tot geloof kwamen en anderen niet, zo is het nu ook met de volkeren gesteld: sommigen kwamen tot geloof, anderen niet. Het geloof is niet van iedereen.
Maar van wie het geloof ook is, ieder gelooft door genade. Gelovigen moeten zich niet op de borst slaan: het geloof is een geschenk van God. De Heere heeft ons toch niet uitgekozen omdat wij goed waren?
Aurelius Augustinus, bisschop te Hippo
(”Preek voor de eerste week van Pasen”, ca. 420)