Homohuwelijk 20 jaar: hoe voer je als christen het gesprek?
Als eerste land ter wereld maakte Nederland op 1 april 2001 het homohuwelijk mogelijk. Twintig jaar na dato is er nauwelijks nog begrip voor christenen die het huwelijk zien als exclusieve verbintenis tussen man en vrouw. Hoe spreek je over de waarde hiervan met onkerkelijke buren, collega’s of medestudenten? En in de politiek?
Het klassieke huwelijk heeft in de samenleving een ouderwetse bijsmaak. En dat maakt het lastig er positief over te spreken, denkt dr. J. Hoek uit Veenendaal, hervormd emeritus predikant en emeritus hoogleraar. Toch heeft de waarde ervan zich door de eeuwen heen bewezen en de tijd overleefd. „Bij alle ontwikkelingen in de cultuur is het huwelijk gebleven. Omdat het door God is ingesteld, zo geloven we. Het huwelijk strekt zich uit over het hele leven. Je bent er met hart en ziel, met huid en haar bij betrokken. Onvoorwaardelijk.”
Man en vrouw vormen een aanvulling op elkaar en kunnen zo samen het beeld van God vertonen, stelt dr. Hoek. Hij wijst er meteen op dat dit niet vanzelfsprekend is. „De breuklijnen van de zondeval lopen overal doorheen. Tussen overgebleven paradijsbloemen groeien altijd doornen en distels.”
In een gesprek met niet-gelovigen is het volgens dr. Hoek goed om te wijzen op de oorspronkelijke bedoeling van het huwelijk, naar Genesis 1 en 2. „Jezus grijpt daar Zelf ook op terug: vanaf het begin worden man en vrouw samengevoegd. Dat kan echter ook het einde van een gesprek betekenen, omdat de Bijbel voor een groot deel van Nederland niet gezaghebbend is.”
De waarde en de betekenis van het christelijk huwelijk zouden christenen daarom niet alleen met woorden, maar vooral ook met daden moeten laten zien, stelt dr. Hoek. „Elkaar onvoorwaardelijk trouw zijn, dienen en een veilige plek geven. En daarbij als gezin openstaan voor mensen om je heen. Gastvrij zijn dus.”
Hij wijst erop dat de eerste christenen zo opvielen door hun huwelijksleven. Zoals in de bekende brief aan Diognetus staat deelden ze wel in gastvrijheid met anderen hun tafel, maar in huwelijkstrouw niet met anderen hun bed. Dr. Hoek: „Uitzonderlijk in de Grieks-Romeinse cultuur.”
Karikatuur
In een gesprek over het homohuwelijk moet de waardigheid van mensen vooropstaan, zegt de emeritus hoogleraar. „Als mensen staan we voor God op gelijk niveau: we zijn allemaal zondaren die verlossing nodig hebben. Van daaruit geldt de opdracht om onze naaste lief te hebben als onszelf. Dus ook onze buren die samenleven zonder huwelijk – homoseksueel of heteroseksueel.”
Dat punt komt naar buiten toe vaak niet goed over, stelt dr. Hoek. Hij wijst op politieke partijen die beweren dat reformatorische scholen jongeren in hun persoon afwijzen, alsof zij niet mogen zijn wie ze zijn. „Zo’n algemene bewering is een karikatuur, al zijn er helaas negatieve incidenten. Moeten we onszelf niet ernstig onderzoeken of we dat beeld in enige mate over onszelf hebben afgeroepen, door niet duidelijk genoeg te maken dat we de homoseksuele medemens net zo aanvaarden als ieder ander?”
Hij wijst op het voorbeeld van de Heere Jezus. „Altijd stond bij Hem de ontmoeting met de mens voorop. Zo zag Hij Zacheüs in de boom, als mens. De levenspraktijk van de tollenaar kwam op de tweede plaats. Terwijl de Farizeeën geen boodschap hadden aan mensen die in de goot lagen.”
Weerspreek het niet als iemand vanuit eigen ervaring zegt gelukkig te zijn met iemand van hetzelfde geslacht, adviseert dr. Hoek. „Dan ben je meteen de basis van de ontmoeting kwijt. Laat de gevoelens van geluk en verbondenheid staan, maar geef ook eerlijk aan hoe volgens jouw overtuiging Gods ordening eruitziet.”
De predikant zou tegenover de seculiere medemens vooral spreken over het diepste geluk, dat rijker is dan horizontale relaties. Praten vanuit het hart van het Evangelie, noemt hij dat. „In gesprek met buitenstaanders is het belangrijk dat het Evangelie voorop gaat, voor de Wet. Met normen raak ik het hart van mijn gesprekspartner niet. Mensen kunnen alleen van binnenuit bereid worden om de wil van God te doen. Dus als ze Hem leren kennen en Hem lief krijgen.”
Offers
Het onderscheid dat christenen maken tussen ”zijn” en ”doen” wordt vaak niet begrepen. Dr. Hoek legt dat uit met een voorbeeld van een dementerende vrouw die al jaren in een verzorgingshuis zit. „Haar man kan sterke gevoelens voor een andere vrouw krijgen, maar mag geen seksuele relatie met haar aangaan. Ontken dus ook niet dat mannen gevoelens kunnen hebben voor mannen, maar maak duidelijk dat er grenzen zijn. Grenzen die je accepteert vanuit de navolging van Christus. Dat Gods offer je zo veel waard is dat je die strijd wilt voeren om celibatair te leven.”
Wie daarbij niet uit eigen ervaring spreekt, kan voorbeelden gebruiken van mensen die omwille van de navolging van Christus offers brengen. „Denk aan Dietrich Bonhoeffer, die in de Tweede Wereldoorlog veilig in Amerika kon blijven, maar toch de boot nam naar Duitsland. Hij wilde bij zijn gemeenten zijn, terwijl hij wist dat de terugkeer hem waarschijnlijk het leven zou kosten.”
Moraalridders
De kerk is volgens dr. Hoek geroepen om „zonder onduidelijkheid” de uniciteit van het huwelijk te verkondigen. Hij raadt aan die opvatting ook vast te leggen in een beleidsdocument voor gemeenteleden.
Daarnaast mag de kerk de overheid aanspreken wanneer die het unieke van het huwelijk laat vallen. Bijvoorbeeld in een gesprek met vertegenwoordigers van de regering, via een open brief, kanselafkondiging of –zoals een predikant uit Alblasserdam onlangs deed– in een gemeenteraadsvergadering. „Spreek daarbij vanuit het Evangelie en niet alleen vanuit de Wet.” Een gevaar is dat christenen in de eerste plaats als moraalridders bekendstaan door te veel nadruk op de norm. „Terwijl het erom gaat dat wij het Evangelie van Gods genade doorgeven. Als mensen daar oog voor krijgen, komt ook de vraag langs wat voor levensstijl Hij van ons vraagt.”